11 De heer VAN HOEK: Ja, voorzitter bij dit agendapunt ligt een cijfer van het college aan het ministerie van welzijn, volks gezondheid en cultuur en dat betekent een brief ten aanzien van de positie van de asielzoekers die een verblijfsvergunning eventueel hier in Nederland verkrijgen. Wij zouden graag willen weten, dat is het schrijven van 1 oktober 1990, welke overwegingen bij het college geleid hebben om deze zaak dus bij het ministerie aan te kaarten en wat de reden is om dit landelijke beleid dus aan te kaarten en eventueel te wijzen en misschien dat u ons ook kunt mededelen wat het antwoord van het ministerie is geweest op dit schrijven van 1 oktober 1990. De VOORZITTER: Ja, in antwoord op de vraag van de heer Van Agtmaal moet ik zeggen dat wij na de vergadering van de com missie WOS in contact getreden zijn, schriftelijk, met De Lelie. Eerst mondeling overigens. Daar hebben wij gemerkt dat er inderdaad sprake was van datgene wat wij in de commissie al constateerden, namelijk dat er verkeerd was ingeschaald in salarisschaal. Reden waarom het oorspronkelijke plan gewoon kon blijven voortbestaan. We hebben De Lelie gevraagd om mochten zij daar toch problemen mee hebben dan schriftelijk te reageren en dat is niet gebeurd. Reden waarom wij het gewoon op de raadsagenda hebben gezet. Er wijzigt dus niks meer. Datgene wat tijdens de inspraakronde bleek, namelijk dat er sprake is van verkeerd inschalen blijkt inderdaad juist te zijn geweest. Dan naar de heer Van Hoek toe. Waar het om gaat is dat onvoldoende duidelijk is wie er nu precies aan wat mogen deelnemen en wat het ministerie nog doet in het kader van de ROA voor mensen die eigenlijk al een status hebben. Bijvoorbeeld mensen zitten nog langer in een woning die eigen lijk bestemd is voor vluchtelingen met die status waarvoor de ROA middelen beschikbaar stelt. Wij verzoeken dus het ministe rie om zolang mensen nog geen ander onderdak hebben toch de vergoeding te blijven betalen voor die mensen in die plek en dat is eigenlijk de strekking van onze vraag naar het ministe rie toe. Ik heb daar nog voor mezelf nog die duidelijk wat daar het antwoord op is. Dus ik denk dat we daar of nog geen antwoord op hebben of dat het ambtelijk nog niet is doorgeko men. De heer VAN HOEK: Kan het dan wel in de commissie terugkomen, voorzitter? De VOORZITTER: Als het duidelijk is wat het ministerie daarvan vindt dan zullen wij er mee terugkomen in de commissie als dat afwijkt van of als dat consequenties heeft voor ons beleid. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangeno men. 21. Voorstel tot het vaststellen van een "Procedureverorde ning Planschadevergoeding" Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangeno men.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1990 | | pagina 179