-5-
De heer DEN BRABER: Wellicht dat we toch een handreiking kunnen
doen en dat het het meest hanteerbare is wanneer de CDA-fractie
ons uiterlijk op het moment dat we die besluitenlijst gaan vast
stellen, een echt verslag is er niet deze keer, daar heeft u
gelijk in. De techniek heeft ons in de steek gelaten door een
soort overmacht, maar dat u de essentie van uw opmerkingen des
tijds aan het papier toevertrouwd en dan kunnen we het integraal
opnemen in het nieuwe verslag en daarmee toch vastleggen hoe
de geschiedenis is.
De heer VAN DEN BOSCH: Voorzitter, ik denk dat deze oproep ook
partijbreed geldt, want ik neem aan dat u ook waarde hecht aan
inbreng van andere partijen. Ik wil daar geen pleidooi voor hou
den, maar ik neem aan dat u dat wilt.
De heer DEN BRABER: Nee, ik wil, nou ja, uiteraard staat het
iedereen vrij om bij de besluitenlijst als we die gaan vaststel
len in de commissie VIM om zijn opmerkingen die hij meent te
moeten maken dan te maken, maar als het uitvoerige opmerkingen
zijn dan stel ik me zo voor dat men die van te voren even op
schrift stelt zodat we het veel makkelijker kunnen integreren
in het verslag. Overigens moeten we met elkaar vaststellen dat
we deze keer geen verslag gaan vaststellen maar dat we ons moeten
beperken, nogmaals omdat de techniek ons in de steek heeft gela
ten, tot het vaststellen van een besluitenlijst.
De VOORZITTER: Goed, en de rest van de discussie hoort denk ik
op dat moment in de commissie thuis.
De heer VAN DEN BOSCH: Voorzitter, nog graag aandacht voor een
ding. Bij ingekomen stuk nr. 9 staat de bewuste brief van de
provincie over de goedkeuring van de begroting 1990, waar wij
toen in de toenmalige informatie-avond toch heel opmerkelijk mee
naar voren zijn gekomen en in de commissie ABZ is toen gemeld
dat dat voor het college volstrekt geen nieuws bevatte, maar
we hebben toen in ABZ ook uitgelegd dat wij daar volstrekt anders
over denken en ik heb uit die discussie ook begrepen dat u uw
leven verbetert en ik zie dat het in de ingekomen stukken-lijst
in ieder geval opgenomen is.
De VOORZITTER: Het is in ieder geval prettig te constateren
dat u constateert dat wij uw opmerkingen ter harte nemen daar
waar dat behoort te gebeuren.
De heer VAN OOSTERHOUT: Voorzitter, het is toch zo dat deze brief
nu bij de eerstvolgende vergadering gewoon ter inzage ligt zoals
dat ook gebruikelijk is voor stukken.
De VOORZITTER: Nou, het is een brief gericht aan B W, maar
waarvan wij vinden dat de strekking van dien aard is dat hij
eigenlijk ter kennis gebracht moet worden aan de raad en vandaar
dat hij ook bij de lijst van ingekomen stukken ligt.
De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, maar dit is toch pas de eerste moge
lijkheid.
De VOORZITTER: Ja, dit is de eerstvolgende raad na de binnen
komst van de brief, dus het had niet eerder gekund.
De heer VAN OOSTERHOUT: Dat wou ik maar zeggen.