de voeten lopen dan behalve dan op het aspect met betrekking tot
het medefinancieren van bodemonderzoek. Daar zijn we dus tegen.
Ik denk dat het geen goede zaak zou zijn om daarin mee te gaan in
het licht van een stukje precedentwerking.
De heer VAN OOSTERHOUT: Voorzitter, ik heb naar aanleiding van
het antwoord van de wethouder met betrekking tot het door mijn
ook gevraagde punt bodemonderzoek voor mijzelf op dit moment, of
voor mijn fractie, de conclusie getrokken dat wij gegevens en
antwoord dat wijst in de richting van onze usance in het grondbe
drijf, gegeven de verwijzing die ikzelf ook al heb gemaakt, maar
die ik dan nog maar herhaal met betrekking tot het onderhande
lingsresultaat en wat ik wil toelichten als volgt: Ik denk dat in
dit verband de verkoper meer heeft moeten geven dan hij aanvanke
lijk van plan was. Wij weten ook wat dat is. Ja, als je dat lieve
sommetje uitrekent dan zal dat waarschijnlijk wel het stukje zult
zijn wat nog verdeeld moest worden. Ik blijf erbij dat we in de
commissie andere afspraken hebben gemaakt, maar zoals de heer
Huijpen het al zei, wij willen die mensen niet voor de voeten
lopen en ik wil het op dit punt dan ook niet laten zitten. Het
lijkt mij zo dat als we er hier vanavond niet over beslissen en
we gaan er nog eens over praten, dat dat een niet te begane weg
is. Reden voor mij om overstag te gaan in die zin dat ik die
9.000,-- die we er maximaal voor kwijt zijn maar voor lief neem
en zie als onze inbreng in het totale onderhandelingsresultaat,
wat op het punt van de prijs ook voor ons iets meer betekent dan
de koper aanvankelijk wilde betalen. Een ding wil ik in ieder
geval nog heel duidelijk afgegrendeld zien, dat is, ik hoor het
de wethouder zeggen, het bedrijf zelf wil het onderzoek gaan
verrichten. Is het dan ook zo dat het bedrijf zelf de prijs
vaststelt van het onderzoek, die uren en weet ik wat al niet
meer, zodat we wellicht tot het maximum bijdragen en nou ja, u
begrijpt waar ik naartoe wil. Ik wil enige zekerheid met betrek
king tot het vaststellen van feiten in deze, daar waar wij
bijbetalen aan iets waar wij zelf blijkbaar niet de hand in
hebben en als dat adequaat beantwoord wordt zal mijn fractie
zoals ik eerder al zei echt overstag gaan. Dank u wel.
De heer DEN BRABER: Nou, het is zeker niet de bedoeling van het
college, mijnheer Van den Bosch, om achter de rug van ABZ om
dingen te regelen. Ik heb vorige raadsvergadering, veertien dagen
terug, dit agendapunt terug genomen met de mededeling dat in de
verkoopvoorwaarden zaken gewijzigd waren ten opzichte van de
oorspronkelijke behandeling in ABZ en dat ik het gepast vond om
daarvoor het dan terug te nemen zodat elk lid van deze raad
genoeg tijd zou hebben om van de wijzigingen kennis te nemen en
te kijken of hij daar wel mee uit de voeten kon. Wij hebben er
toch niet voor gekozen om weer terug te gaan naar ABZ. Dat is om
pure financiële redenen, mijnheer Van den Bosch, want elke maand
verlies is een verlies van 7.500,aan rente.
De heer VAN DEN BOSCH: Voorzitter, dat geldt voor de onroerend