-20-
betrekking tot een aantal zaken.
De VOORZITTER: Ja, allereerst de vormgeving. Ik kan me best voorstellen
dat u als raad vertrouwd met de altijd fatsoenlijke lay-out waarmee u stukken
aangeboden krijgt, wat geschrokken bent van de wijze waarop het nu ging
maar ik geloof dat meneer Du Pont ermee begon dat te zeggen. Ik denk, nee
ik neem aan dat u dat allemaal in gedachte hebt herhaald. Het was een gevecht
tegen de klok waarbij we moesten pogen om in een minimum van tijd, realiseert
u zich op 2 februari bent u bij elkaar geweest, dan volgt.het weekend.
Dus er moet een verslag gemaakt worden, er moet een antwoord worden geconside-
reerd. Ja, dan probeer je met een minimum aan middelen toch een maximum
resultaat te bereiken. En dan is er iemand in dit huis, die deze in een
prachtig handschrift geschreven tekstlied en die zegt van nou zoiets kun
je net zo goed aanbieden als een getypte tekst. Ja, daar hoef je het niet
mee eens te zijn, en ik ben het er ook niet mee eens, maar in het licht
van de situatie waarin het moest gebeuren vraag ik er enig begrip voor.
Als het verslag van de commissie summier is, dan moet ik u er toch op wijzen
dat wij ondanks die tijdsdruk toch de poging hebben ondernomen om via het
voorleggen van de tekst aan de leden van de commissie vast te stellen of
dat dat tekst was die onder de commissie werd gedragen. En dat heeft geleid
tot een aanpassing in de tekst die hem niet mooier maakte maar kennelijk
wel duidelijker naar het oordeel van de commissie. Het feit dat de rapporten
van de accountants er niet op tijd waren, ja dat is buitengewoon vervelend,
maar het is eigenlijk veel vervelender voor de andere leden van de raad
dan de leden van de commissie. Want ik heb vast—-
gesteld in het verslag dat de commissie in ieder geval die concepten nog
heeft ingezien en daarmee enig weet heeft van de constateringen van de
accountants. Eigenlijk had de hele raad er natuurlijk recht op om die op
tijd te hebben. Maar dat de commissie die uiteindelijk namens de raad
onderzoek instelt, gelukkig heeft kunnen vaststellen dat naar het oordeel
van de accountant de situatie zoals is vastgesteld in al deze stukken
vertrouwelijk is en een goed beeld geeft van de situatie. Naar meneer Van
Dongen toe, die meer vooruitkijkt dan terugkijkt rond deze zaak, kan ik
zeggen, en dan loop ik alvast vooruit op het stuk beantwoording ook van
de algemene beschouwingen, dat er nadrukkelijk voor wordt gewaakt dat de
situatie zich niet zal herhalen want we weten wat voor een ellende dat
oplevert. Bestuurlijk zowel als ambtelijk, bestuurlijk ook zowel als menselijk
want al degenen die er persoonlijk bij betrokken zijn hebben in de afgelopen
jaren ervaren hoezeer dat aan je vreet. De heer Wijnen; hij begint met
nog eens te praten over de analyse die we destijds hebben gevraagd van
de verschillen. Een op zich een hele gerechtvaardigde vraag. Een vraag
die zich natuurlijk in onze situatie wat eerder, wat makkelijker aandient
dan in een situatie waarin een gemeenteraad bij is met zijn verslaglegging
maar ik moet u zeggen dat onze accountant, die toch ervaring heeft met
alle gemeenten, nee in vrijwel alle gemeenten in Nederland en daar de juist
heid heeft gecontroleerd dat onze accountant zei dat een analyse zoals
wij die nu hadden gemaakt uniek was, dat hem die overigens buitengewoon
aansprak maar dat vrijwel geen gemeente erover beschikt.
De heer WIJNEN: Is het een norm?
De VOORZITTER: Nee het is niet een norm. Je streeft naar een zo goed mogelijk
resultaat maar dit soort dingen moet je natuurlijk toch ook wel met elkaar
opbouwen. En ik denk dat de analyse zoals die is aangereikt en zoals ieder
van u hem ontvangen hebt in iedere geval een aardige poging was om u inzicht
te geven in een en ander. De antwoorden, zegt u meneer Wijnen, zijn niet