-19- hoogd en zeker reëel gezien niet, maar wel het inkomensverlies van bij voorbeeld de rijksoverheid te verwerken krijgt en vervolgens ook een aan tal investeringen doet waarvan je zegt die zijn bitter noodzakelijk, dan vind ik dat de begrotingsproblematiek die in wezen nu op ons afkomt een beetje het probleem is van het ontbreken van de cijfers van het afgelopen jaar. We hebben ons beleid onvoldoende kunnen afstemmen. Dat is gewoon een feit, maar het is gewoon niet anders. Ik ben ondanks dat ik bij het begin van deze analyse toen ik de stukken voor het eerst onder ogen kreeg, best enige zwartgalligheid te verwerken kreeg, ben ik bij nadere bestudering van de stukken ervan overtuigd geraakt, dat het alleszins, als wij nu de zaken bijstellen, het alleszins mogelijk is om met goede plannen voor nu en de komende vier a vijf jaar en ook de periode daarna een goed financi eel beleid op te zetten. Daarvoor is het zeker het moment, want uiteraard die 900.000,tekort of dat één miljoen tekort wat er in deze begroting 1990 zit, dat liegt er niet om, maar dat behoeft gewoon aandacht. Ik wilde hiermee vaststellen dat dit stuk, deze jaarrekening 1988 en de jaarreke ning daarvoor in ieder geval aangeven dat er al bij al toch verantwoord is omgegaan naar mijn gevoel door deze raad met de middelen. Tot slot, mijnheer de voorzitter, heb ik natuurlijk ook kennis genomen van het ver slag en uw antwoord daarop van de commissie van onderzoek. Ik wil daar maar één ding uithalen. U schrijft daarin naar aanleiding van een vraag over het CAI-bedrijf, u schrijft daarin dat de afkoopsommen in de richting van de gemeente Hoeven en de gemeente Oud Gastel inmiddels zijn vastge steld door de het DB van de beheerscommissie. Mijn vraag is of dat juist is en als het juist is of dat ook kan. De heer HERMES: Mijnheer de voorzitter, ik heb een iets kortere bijdrage. De opmerking van de heer Van Oosterhout over de tekorten en de groei van het reservefonds van gemeentewerken daar tegenover, dat was ook de onze. De vraag die wij daarbij willen stellen is, is er nou enige relatie tussen deze twee constateringen? Verder willen wij de waardering uitspreken voor het werk wat de rekeningcommissie heeft verzet en kan de fractie akkoord gaan met de voorlopige vaststelling van de rekening 1988. De heer HUIJPEN: Ja, een paar opmerkingen, mijnheer de voorzitter. Blijk baar voelde de heer Van Oosterhout zich nogal aangesproken door de nega tieve berichtgeving en deze zeg maar negatieve berichtgeving en zeg maar de negatieve resultaten gezien het feit dat hij toch de materie zo diep uitgespit heeft en van reactie heeft voorzien. Anderzijds kan dat toch ietwat verhelderend werken natuurlijk, maar het feit is natuurlijk wel zo dat de afgelopen jaren de raad zich heeft moeten baseren op een financieel beleid zonder de juiste basis. Het was eigenlijk meer een beleid van zoek de boswachter. Met betrekking tot een aantal zaken was het zo dat de structurele dekking ontbrak dus. We zien dat al bij de presentatie van de begroting 1990 zien we dat wederom in de vorm van die enorme stelpost, die dus opgenomen is en ik denk dat dat mede dus de gedachte van de heer Van Oosterhout, die hij daarnet verwoordde, dat het zo is dat nogmaals die basis die was er niet en dan was het ook maar moeilijk om solide beleid te voeren. Anderzijds zetten we dus met betrekking tot een aantal zaken toch wel een voorzichtig vraagteken. De visie van mijn fractie is ook wel dat het best mogelijk moet zijn om zeg maar solide financieel beleid te voeren voor de nabije toekomst, maar ik denk dat het wel zo moet zijn dat in de nabije toekomst, maar ik denk dat het wel zo moet zijn dat dus in de nabije toekomst zeg maar die basis dus direct gestalte gegeven moet worden om dus dat solide beleid te kunnen voeren en dan met name vertaald in de sfeer van, en dan gaan we het rijtje maar af, de reserves, de tarie ven enz. en dat dus met name structurele dekking aanwezig moet zijn met

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1990 | | pagina 35