-10-
daarnaast is het zo dat het ook in de toekomst niet verwacht
mag worden dat er ooit sprake zal zijn van een volwaardig
loonwerkbedrijfdus ik citeer dus nou datgene wat de agrarische
adviescommissie heeft vastgesteld. Die bevindingen die zijn
dus overgenomen door de provincie en daarbij is gezegd op dat
moment datgene wat er dus in de sferen van agrarisch loonwerk
minimaal gedaan wordt dat zou eventueel dus vanuit de Albanoweg
7 kunnen. Maar ik vraag me af of dat dat moet betekenen dat
het bebouwingspercentage zodanig verhoogd wordt zoals nu voor
gesteld in het preadvies. Daar zet ik grote vraagtekens bij,
want ik denk dat dat niet overeenkomt of afgestemd is op de
feitelijke activiteiten in de loonwerksfeer.
De heer VAN OOSTERHOUT: Vandaar ook mijn vraag, hoeveel schat
u ongeveer, want die stukken ken ik ook en die uitspraak van
de provincie en het advies van de agrarische commissie bouwaan-
vragen, die ken ik ook. Maar mij gaat het erom hoe schat u
het in. Ik zie nu dat het bebouwingspercentage 32 wordt, dat
was in het verleden 21 of 22 of 23, dat weet ik niet exact.
Daarom mijn vraag.
De heer JONGENELEN: Ja, voorzitter, ik heb het zojuist toch
verwoord. Wij willen meewerken aan de realisering die noodzake
lijk is ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch loon
werk en passend in het gebied. Dat laatste is dan ook belang
rijk, maar zojuist hebben wij dat overzicht gekregen over die
32%. Bij eerdere aanvraag in de commissie was sprake van een
nieuw bouwblok, waarin een bouw was van 1000 m. Als ik dat
zie en herbereken dan past deze 1000 m precies in het percentage
wat opgevoerd wordt van 20 naar 32 en daar kunnen wij ons in
beginsel akkoord mee vinden.
De heer DEN BRABER: Ik ben blij met de interruptie van de heer
Van Oosterhout, dat in ieder geval de CDA, neem ik aan, heeft
dan van mij geen antwoord meer te goed, want de heer Jongenelen
geeft in zijn aanvulling op de eerste termijn meteen al aan
dat het voorstel zoals B W dat doet ook de goedkeuring van
zijn fractie kan wegdragen. De heer Huijpen die zegt ja, we
moeten dat bebouwingspercentage afstemmen op de omvang van
het agrarische woon/werk van het onderhavige bedrijf en dat
is maar een kwart, want dat schrijft de agrarische adviescom
missie
De heer HUIJPEN: Een kwart arbeidskracht.
De heer DEN BRABER: Ja, een kwart arbeidskracht, maar dat is
niet juist. De provincie schrijft het huidige onderdeel van
het bedrijf is een kwart arbeidskracht en de agrarische advies
commissie zegt dat het gaat om uitbreiding van dat onderdeel
van het bedrijf. Dus de nieuwe situatie is meer dan een kwart.
De heer HUIJPEN: Ja, ik weet niet of dat ondertussen dus wel
als zodanig vastgesteld is, maar dat er loonwerk zou zijn voor
minder dan een kwart arbeidskracht dat staat dus in de stukken
te lezen. Dat zijn de feiten waar wij ons op moeten baseren.
De héér DEN BRABER: Ik zal letterlijk citeren uit de brief
van GS van 8 maart 1990 en ik citeer letterlijk: "De huidige
agrarische loonwerktak heeft op dit moment een arbeidsbehoefte
van minder dan een kwart volwaardige arbeidskracht". Dus daar
doelt u op, dus de huidige. De agrarische adviescommissie bij