-19-
wij steeds meer tot de overtuiging komen dat er een gedegen stuk
werk ligt, maar als wij en daar zal ook die juridisch adviseur
zelf zijn inbreng in kunnen hebben, met zijn allen moeten consta
teren dat gezien nu, op dit moment, niet te voorziene ontwikke
lingen, de externe deskundigheid erbij gehaald moet worden, zullen
wij dat zeker niet nalaten om alles in het reine te houden met
eenieder. Ja, ik pleit ervoor om vanuit de woonomgeving het nieuwe
bestemmingsplan te benaderen. Daar ben ik ook wel voor maar u en
ik kunnen er niet omheen dat op grond van de huidige bestemming
er feitelijk activiteiten kunnen plaatsvinden. Feitelijke activi
teiten die sowieso onder het overgangsrecht vallen. Dus we zullen,
hoe dat bestemmingsplan verder ook bouw- en gebruiksvoorschrif
ten zal bevatten, zullen wij met de feitelijke activiteiten zoals
die plaatsvinden op
De heer WIJNEN: Wanneer gaan die feitelijke activiteiten in?
De heer DEN BRABER: Dat zijn de huidige activiteiten die op grond
van de vigerende bestemming plaats mogen vinden.
De heer WIJNEN: Ja, die laat u nu toe. Dus al wat u nu toelaat
De heer DEN BRABER: Ja, dat zijn wielerwedstrijden.
De heer WIJNEN: Ja, nee, nee, goed, u laat nog andere dingen toe
ook.Op grond van uw interpretatie van artikel 4 laat u andere din
gen toe, dus evenementen, beurzen en dergelijke. We hebben bepa
lingen bijvoorbeeld ten aanzien van bijvoorbeeld detailhandel die
soms niet mogen. Dat zijn gangbare artikelen in bestemmingsplannen
en nu gaat u zeggen van ja, we moeten rekening houden met wat er
in artikel 4 staat, maar hoe ruim interpreteert u dat nou, want
als die man, die dat nu ruim interpreteert en wij gaan daarin mee,
dan is het allemaal onder de overgangsbepalingen gebracht. Dan
heeft het weinig zin meer om naderhand met een beperkende ge-
bruiksregeling te komen.
De heer DEN BRABER: Ja, ik heb u in eerste termijn uitgelegd wat
wij onder artikel 4 en dan gaat het met name dus over de evenemen
ten, wat wij daaronder verstaan. Incidentele gebeurtenissen, zoals
bedoeld met het woord evenement in de APV, nogmaals met een inci
denteel karakter waarvoor op zich op grond van de APV op andere
wettelijke bepalingen geen ontheffing verleend hoeft te worden.
Evenementen waar ontheffing voor nodig is daar wil het college
niet aan meewerken en het is dus het feitelijke gebruik van wat
nu toegestaan is, de actieve recreatie, het organiseren van sport
wedstrijden. daar zal het op neerkomen concreet.
De heer WIJNEN: In het kader van de bestemmingsplannen regelt u
normaal vrijstellingen, maar die vrijstelling heeft dan een onbe
perkte duur en kijk, nu regelt u iets anders op grond van een an
dere wettelijke bevoegdheid van muziekvergunning, danwel onthef
fing voor een andere activiteit, maar die vrijstelling die kunt
u dan niet meer benutten, want die zou dan altijd gelden. Dus u
kiest dan voor alles of niks.
De VOORZITTER: Maar dat komt, mijnheer Wijnen, omdat gebruiksbe-
palingen niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd.
De heer DEN BRABER: Maar ik neem aan, mijnheer Wijnen, dat de dis
cussie met name over dat aspect van het wielerbaangebeuren bij