-13-
APV zal hij ontheffing moeten krijgen van het college en wij zijn
in beperkte mate zijn wij daartoe bereid. Het zal afhangen van
de soort overlast en de mate van overlast. Het zal ook afhangen
van de frequentie waarin daarvan sprake zal zijn, de cumulatie
van overlast zal daar zeker een rol in spelen. Daarnaast zal de
heer Bakker andere evenementen mogen organiseren, niet zijnde
sportevenementen, maar dan in de zin zoals evenementen bedoeld
zijn in de APV en wij vinden dat een evenement in zich houdt dat
het incidenteel van karakter is, dus niet wekelijks terugkerende
aktiviteiten. Dus concluderend, mijnheer de voorzitter, ik heb
en ik denk dat ik spreek namens het hele college, ik heb geen en
kele behoefte aan aanvullend juridisch advies over de uitleg van
artikel 4 van de erfpachtovereenkomst. Ten aanzien van de open
stelling in verband met de wet geluidhinder denk ik dat het CDA
een klein beetje op een misverstand stuit bij zichzelf. In de no
titie die daarover gemaakt is, is er sprake van dat we moeten
spreken van een A-inrichting als de wielerbaan meer dan 8 uur per
week opengesteld zou zijn voor het rijden met gemotoriseerde voer
tuigen. Daar, in dat verband is die openstelling relevant. U hebt
kennis kunnen nemen van het ontheffingsmodel dat wij willen gaan
hanteren voor het incidenteel toestaan van stayer-wedstrijden en
mogelijk ook derny-wedstrijden, maar dat laatste moet nog nader
onderzocht worden. Maar dat ontheffingsmodel zal nooit meer dan
6 uur per week het rijden met gemotoriseerde voertuigen, met re
creatietoestellen zoals dat dan in de wet geluidhinder heet, toe
staan omdat de wedstrijden zelf maximaal 4 uur mogen zijn en dan
nog niet aansluitend, maar binnen een tijdsbestek van 4 uur en
de trainingen daarvoor binnen een tijdsbestek van 8 uur maximaal
2 uur, dus in totaal maximaal 6 uur en wij zijn zeker niet van
plan om daar iedere week ontheffing voor te verlenen. Dus aan het
college zal het niet liggen dat het als een A-inrichting aange
merkt moet gaan worden. Als de exploitant daarop aandringt dan
wordt het op zich een zaak die de provincie zal moeten bekijken,
want als het een A-inrichting is is de provincie het bevoegde or
gaan om daar vergunningen voor af te geven. Dan over de muziekver-
gunning bestaat bij de CDA-fractie blijkbaar onduidelijkheid over
hoe wij nou komen aan onze uitleg dat het als één inrichting aan
gemerkt moet worden. Nou, het is zo dat jurisprudentie leert dat
voor een inrichting die duidelijk als één geheel geëxploiteerd
wordt dat daar geen twee regimes in het kader van wettelijke be
palingen op van toepassing kunnen zijn. Geen twee regimes in het
kader van de wet geluidhinder. De rechter heeft daarbij nooit uit
spraak gedaan over wat is nou het overheersende deel van zo'n in
richting, is dat nou het sportgedeelte danwel het horecagedeelte,
want het Besluit recreatie-inrichtingen is heel duidelijk daarover
die bevat in artikel 1, lid 2 zelf een voorrangsregeling en die
zegt dat een horeca-inrichting nooit een recreatie-inrichting kan
zijn, dus het Besluit recreatie-inrichting zegt zelf dat een hore
ca-inrichting bij de beoordeling daarvan voorop loopt. De conclu
sie kan dan ook geen andere zijn dan dat de gehele inrichting in
het kader van de wet geluidhinder als een horeca-inrichting aan
gemerkt moet worden, daarvoor heeft men dan een muziekvergunning
nodig en die muziekvergunning gaat dan ook gelden voor de geluids
apparatuur die op de wielerbaan zelf staat en daar gebruikt wordt.
De muziekvergunning eist overigens dat de exploitant met naam en
toenaam opgeeft wat voor soort apparatuur hij gebruikt, want die