-12-
delijk zijn en die eigenlijk vragen om concretisering. Daarnaast
is het zo dat de VVD-fractie het college er op zou willen wijzen
dat ondanks dat alle toezeggingen en eventueel te nemen maatrege
len binnen welk kader dan ook, dat er een erfpachtovereenkomst
ligt die volgens de interpretatie van de VVD-fractie nogal wat
op zijn zachtst gezegd nogal wat mogelijkheden biedt voor de ex
ploitant. Met andere woorden, mijnheer de voorzitter, mijn fractie
vraagt zich af of dat we feitelijk niet bezig zijn het paard ach
ter de wagen te spannen. Wij zijn van mening dat er een aantal
zaken met betrekking tot en dan het bekende rijtje zou ik willen
zeggen en daar zou ik mee willen volstaan, dat die vooraf, voordat
dus die erfpachtovereenkomst gesloten werd, dat die vooraf dus
geregeld hadden dienen te worden en dat die zeer nadrukkelijk ook
ter kennis gebracht hadden moeten worden aan de exploitant. Wij
vragen ons ook af of dat het college recentelijk nog kontakt gehad
heeft met de heer Bakker en naar aanleiding van de recentelijke
ontwikkelingen en wij vragen ons af wat is nu de visie van de heer
Bakker met betrekking tot de toezeggingen van het college en de
wethouder in de commissie openbare werken. Hoe kijkt hij daar te
genaan? Daarnaast zijn wij van mening en dat voorzien we dan ook,
dat er in de toekomst toch nogal wat problemen zouden kunnen rij
zen met name richting bewoners in de woonomgeving en met name van
uit de exploitatie door de exploitant. De CDA-fractie die doet
een aantal voorzetten met betrekking tot een aantal zaken waarvan
zij vinden dat die zeg maar meer geconcretiseerd zouden moeten
worden. Ik denk dat het zo is dat zich daar op dit moment niets
tegen verzet. Ik denk zelfs dat dat op korte termijn zou moeten
gebeuren en de VVD-fractie die zou er bij het college op aan wil
len dringen dat in overleg met de heer Bakker dat er een aantal
zaken goed geregeld worden en dat het met name dus zowel naar de
heer Bakker toe als naar de woonomgeving toe er helderheid komt
over de exploitatie van de wielerbaan. Daar zou ik het in eerste
termijn bij willen laten.
De heer DEN BRABER: Als ik mag beginnen, voorzitter, met te rea
geren op het stuk dat de fractie van het CDA ons vandaag in aan
vulling op haar brief van de vorige raadsvergadering heeft doen
toekomen. Daar kan ik ten aanzien van die eerste alinea waar ge
sproken wordt over een aanvullend juridisch advies inzake de for
mulering van artikel 4 moet het mij eerst van het hart dat het
mij toch een beetje tegen de borst stuit dat de CDA-fractie hier
om een aanvullend juridisch advies vraagt. Ik wil verwijzen naar
de algemene instemming, de brede instemming die ik heb mogen con
stateren in de commissie openbare werken toen we die zaak bespro
ken hebben, de waardering van die commissie naar mijn constatering
kamerbreed voor het werk dat door onze juridische adviseur zelf
is geleverd en ik denk dat het inderdaad terecht was toen en dat
het nog steeds terecht is. Er is naderhand verder niks aan veran
derd en op zich hebben wij die uitleg van dat artikel 4 voor ons
aardig op een rij staan en in die geest ook de heer Bakker in
kennis gesteld van hoe wij daarmee om wensen te gaan. Ik wil dat
nog best een keer herhalen. Artikel 4 spreekt over de exploitatie
van de wielerbaan en de organisatie van evenementen van welke aard
dan ook. Wij hebben daarvan gezegd de heer Bakker kan op grond
daarvan wielerwedstrijden en andere sportevenementen organiseren.
Voor zover die in strijd zijn met de wettelijke bepalingen in de