-17-
gadering met de commissie openbare werken en ruimtelijke ordening
komt, die komt op tijd, in antwoord aan de heer Van Oosterhout,
en die komt op 29.3?
De heer DEN BRABER: Die kan wat mij betreft op 29.3 plaatsvinden,
waarbij ik dan de leden van de commissie op voorhand ervoor moet
waarschuwen dat zij dan zelf maar één dag voorbereiding zullen
hebben, want de besluitvorming in het college is op 27.3 en dan
moeten die stukken nog klaargemaakt worden en verzonden worden.
Dus de voorbereidingstijd voor de commissieleden zal niet dende
rend groot zijn, maar als zij daar genoegen mee nemen dan heb ik
er geen enkel probleem mee om op 29.3 die zaak op de agenda te
zetten. Overigens wil ik nog heel even reageren op een opmerking
van de heer Wijnen dat hij niet weet wanneer die zaak nou afgehan
deld zou worden. Dat is toch niet waar. Gisterenavond tijdens die
forumavond heeft een goede bekende van de heer Wijnen, waar de
heer Wijnen zelf naast stond, de heer Van den Bosch mij gevraagd,
wanneer wordt die zaak nou eens afgeconcludeerd en ik heb in zijn
bijzijn de heer Van den Bosch geantwoord dat wij binnen veertien
dagen én naar Bakker toe én naar de omwonenden duidelijkheid wil
len hebben. Dus de heer Wijnen wist voordat hij met deze brief
kwam dat wij veertien dagen nodig hadden.
De VOORZITTER: Ja, de heer Wijnen zegt het staat niet in de brief.
De heer WIJNEN: In deze brief stond het niet in en dat is
De VOORZITTER: U hebt het woord niet, mijnheer Wijnen, ik wou al
aanvullen dat de heer Wijnen zei dat het in de brief niet stond.
Een dag is niet veel aan voorbereidingstijd, maar het is een zee
aan voorbereidingstijd in vergelijking met het uur wat de meesten
hadden voor het voorstelDus ik neem aan dat we dat dan kunnen
besluiten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten.
14Rondvraag
De heer HUIJPEN: Ja, dank u wel, mijnheer de voorzitter. De WD-
fractie zou het college het volgende onder de aandacht willen
brengen. Door herstel van de koppeling en tengevolge van de zoge
naamde Oort-operatie is de netto-inkomenspositie van inkomensge
rechtigden enige mate verbeterd. De rijksbelastingdienst hanteert
normen voor kwijtschelding van de OGB die dateren van 1 januari
1987. De betalingscapaciteit van uitkeringsgerechtigden en alleen
staande met name die zijn toegenomen zoals gezegd, maar de normen
die de rijksoverheid hanteert die zijn niet daarop afgestemd of
bijgesteld inzake die kwijtschelding. Daardoor vinden er volgens
onze bevindingen, is er nauwelijks meer sprake van zeg maar be
scheiden inkomensverbetering en de vraag van mijn fractie is van
wat denkt het college daaraan te doen? Dan heb ik nog een vraag,
mijnheer de voorzitter. Is onze informatie juist dat er een teveel
aan subsidie ontvangen zou zijn door Try? En als het zo is om welk
bedrag gaat het dan en vindt er dan een verrekening plaats en op
welke wijze?