-15-
De VOORZITTER: Kan ook de heer Huijpen zich daarin vinden?
De heer HUIJPEN: Ja, als de meerderheid van de raad en het col
lege dat idee volgt, ja, dan liggen we er uit natuurlijk, maar
de visie van mijn fractie is wel dat zeg maar dat het goed is om
op korte termijn en ik zou daar toch bijzonder op aan willen drin
gen bij het college, om toch die zaak een keer in de commissie
ter discussie te stellen. Er is behoorlijk beroering over, over
heel dat wielerbaan-gebeuren en ik denk dat het goed is om zowel
naar de exploitant als naar de woonomgeving toe, dat we dus die
zaak nog een keer moeten belichten, alle facetten moeten belich
ten, duidelijkheid moeten creëren en ja, ik denk dat het minder
goed is of misschien wel slecht om daar lange baanwerk van te ma
ken. Dus ik zou toch het college willen verzoeken te bezien of
dat het mogelijk is om op kortere termijn een datum te plannen.
De VOORZITTER: Ja, maar u hoorde wat het probleem was, mijnheer
Huijpen, dat is de voorbereiding die er ambtelijk nog nodig is
om die duidelijkheid te geven. Kijk, mijnheer Wijnen heeft voor
zichzelf die duidelijkheid. Wij hebben in de ambtelijke voorberei
ding bij de laatste versie van een reactie of van een standpunt
bepaling nog een aantal vragen op tafel gelegd waarvan we hebben
ingeschat afgelopen dinsdag dat we daar twee weken de tijd voor
nodig hadden om tot een volgend besluit te kunnen komen. Er is
eerst ook gevraagd kan het niet volgende week, maar dat is heel
nadrukkelijk afgehouden omdat dat niet kon in tijd gezien en we
daar de secretaris gelijk in hebben gegeven en gezegd van dan over
twee weken, dan is het nog tijdig genoeg want ook als we daarna
de maatregelen nemen die naar ons idee nodig zijn dan kunnen die
hun effect nog op tijd hebben. Houden we ons daaraan dan betekent
het dat we ofwel op, zie ik, 29 maart ofwel op 2 april een verga
dering van de commissie zouden willen beleggen en dan kan vervol
gens contact worden opgenomen zo dat nodig is met de exploitant
en dan heeft hij nog op tijd zijn duidelijkheid.
De heer HUIJPEN: Mijnheer de voorzitter, ik zou graag weten wat
de andere fracties daarvan denken, van dit tijdstip.
De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, ik heb er toch nog
even behoefte aan om te reageren op het antwoord van de wethouder
en wel in die zin, dat de veertien dagen die genoemd is door hem,
die staan niet in de brief die ik gisteren gekregen heb. Dus dan
moet ik voorshands maar voldoende geïnformeerd zijn en u weet dat
deze vraag al gedurende langere tijd op tafel ligt, wat mag er
wel en wat mag er niet in de wielerbaan. Dat is niet van vandaag
of gisteren. Ik denk dat het aan laten komen op 5 april, dat heb
ben wij niet willen doen. Wij hebben dat ook naar alle partijen,
zowel het college als naar de erfpachter als naar de raad, volle
dige duidelijkheid willen verkrijgen en wij hebben ons daar wat
dat betreft op geprepareerd. Dat anderen dat niet doen en die maar
afwachten ja, dat is hun verantwoordelijkheid. Wat ons betreft,
als de raad op dit moment niet in staat is om aan de hand van de
gegeven informatie, danwel wacht op andere is begonnen dat die
nog een mening daarover moeten brengen, nou, dan leg ik me daar
natuurlijk bij neer, want ik kan niet anders bedingen Ik zou
graag een eenstemmige standpuntbepaling in de raad zien en niet
dat de raad heel verbrokkeld een en ander over de streep probeert