-19- De VOORZITTER: Ja, maar dan zou het wel eens kunnen zijn dat hij dan met een helemaal lege haven zit. Dat is zijn bedoeling niet en dat is ook de onze niet. De heer DEN BRABER: Nee, daarom begrijp ik ook niet ja, ik begrijp zijn aarzeling wel om ons inzicht te geven in de bedrijfseconomische benadering van zulke zaken en zo en winstmarges voor zichzelf te willen houden, maar een indicatie en zo dat lijkt me toch niet te veel gevraagd. De heer VAN OOSTERHOUT: Maar de verplichtingen die hij op zich neemt en de kosten die daaraan vast zitten, daar is toch ook niemand die daar van avond een geluid over heeft laten horen. Het wegschuiven van lasten die de gemeente anderzijds zou hebben gehad en nu niet heeft, daar hoor je niemand over. Dat mag niet meetellen. Dat moet je toch ook mee laten tel len. De VOORZITTER: Dat is heel nadrukkelijk de totale deal. De heer VAN OOSTERHOUT: De andere kant is namelijk dat hij zegt nou, luis ter zo werkt het en dan doet de markt zijn werk en dat zijn mensen die geacht daarin te geloven en die er vanavond niet in geloven. De heer HUIJPEN: Mijnheer de voorzitter, ik voel mij aangesproken in dit geval en dat was niet zo moeilijk om dat te constateren, maar ik denk dat mijnheer Van Oosterhout toch ietwat over het hoofd ziet dat we hier te maken hebben met name met de Oudenbossche ingezetenen en die hebben duidelijk aangegeven dat zij dus plannen hebben, dat ze ideeën hebben en dat ze dus mee willen doen en de visie van de VVD-fractie is altijd ge weest om ze in ieder geval die gelegenheid te geven. In eerste termijn heb ik in tegenstelling tot wat de heer Van Oosterhout opmerkt, heb ik heel duidelijk gesteld dat we blij zijn met het particuliere initiatief van deze firma. En daarbij heb ik gesteld dat dus het ondernemerschap is overgenomen door dit particuliere initiatief van het college, want in het verleden, stellen wij vast, is eigenlijk de politieke wil om werkelijk iets met die haven te doen, is niet direct concreet aanwezig geweest. Dus wat dat betreft zijn we er best blij mee. Anderzijds mogen we natuurlijk niet over het hoofd zien dat hier ook belangen spelen van ingezetenen en dat we min of meer toch wel de vinger aan de pols willen hebben bij het hanteren van een aantal tarieven. Ik denk dat dat alleszins redelijk is. De VOORZITTER: Ja, uw opstelling is duidelijk. Ik was bezig met de beant woording in tweede instantie en waar wij in twee instanties plegen te spreken denk ik dat het goed is dat ik nou maar doorga. Met betrekking tot de positie van de watersportvereniging herhaal ik, wat we als college in de commissievergadering ook duidelijk hebben uitgesproken. Wij hebben de indruk dat het project van een dergelijke omvang is dat het inclusief de garanties die je daarbij moet hebben, niet door de watersportvereni ging te realiseren is en dat het daarom verstandig is om het aan te pakken op de wijze waarop we dat voorstellen. In dat licht moet je wel de conse quenties die daaraan verbonden zijn nemen en dan moet je niet beginnen met de watersportvereniging als underdog af te schilderen. Ik denk dat het de hoofdklant moet zijn van Duijnhouwer en dan moet het kunnen zijn en daar moet Duijnhouwer dan de voorwaarden voor scheppen. Met betrekking tot de vragen die er nog liggen die ik concreet moet beantwoorden. Ik kijk nog eens even mijn lijstje door. Ja, de opmerking van de heer Wijnen dat hij het zicht op de ontwikkelingen van de bestemming van het Turfhoofd onduidelijk vindt, dat stelt me nou eigenlijk teleur, want mij staat nog nadrukkelijk bij dat hij met name de eerste was die voor een ontwikkeling als deze heeft gepleit toen wij spraken over industrie op het Turfhoofd.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 58