-18- De VOORZITTER: Ja, ik stel me voor om mijn antwoord in twee stukken te doen. Ik zal reageren op hetgeen aan de orde is geweest. Het zijn overi gens alleen maar twee vragen. Dat is de vraag over de positie van de wa tersportvereniging ten opzichte van Duijnhouwer en de vraag over hoe ziet het er nou ingevuld uit, het plan. Maar vervolgens zal ik, want ik weet waar ik de directeur gemeentewerken, die een aantal van die gesprekken heeft meegemaakt, waar ik die vanavond kan bereiken, ik zal hem daarna gaan bellen, want ik heb geproefd dat als er vanavond geen akkoord uit komt dat Duijnhouwers interesse voorbij zou kunnen zijn. Duijnhouwer heeft heel nadrukkelijk gesteld dat hij in het voorjaar van 1989 tot rea lisering wilde overgaan en ik zal dus direct gaan vragen in hoeverre dat hard is. Met betrekking tot de invulling van de plannen is het zo dat de conclusie van de heer Den Braber misschien toch niet helemaal terecht is, de conclusie namelijk dat Duinhouwer weinig scheutig met informatie is. Het is zo dat er veel contact is geweest, contact tussen Duijnhouwer, hun directeur Paaijmans en de Grontmij aan de ene kant en wethouder Van Eijkeren, een aantal malen gesecundeerd door de directeur gemeentewerken aan de andere kant. Er bestond aan onze kant heel nadrukkelijk op grond van die persoonlijke contacten het vertrouwen dat die zaak uitstekend zou worden aangepakt, waarbij, wethouder Van Eijkeren heeft dat in de commis sie openbare werken ook uitgesproken, hij er nadrukkelijk van uitging dat de markt wat dat betreft de zaak best zou regelen, want als je hier te dure plaatsen maakt dan prijs je jezelf uit de markt. Met betrekking tot de plannen zoals ze bij Duijnhouwer bestaan weten we in ieder geval een aantal dingen zeker. Fase 1 is duidelijk, dat heeft hij ingetekend en wel, we weten precies wat dat inhoudt en dat heeft u ook in de stukken kunnen zien. Fase 2 houdt in dat het Turfhoofd wordt uitgegraven en dat daar een aantal steigers wordt gelegd. In het eerste plan waren het twee loodrecht op de haven, in het laatste plan zijn het er drie, maar het zijn maar zeer globale tekeningen. Drie, die vastliggen aan een steiger die rondom van het ene punt naar het andere punt gaat en dan dus door het uitgegraven gedeelte gaat. Op de grond zoals die er nu ligt tussen het uitgegraven gedeelte en de brandweerkazerne wordt een gebouwtje gerealiseerd, waartoe hij zich ook verplicht met een aantal voorzieningen en voor dat gebouwtje heeft hij inmiddels de tekening ook aangeleverd. Dus we hebben best een concreet plan, al is daarbij de dikte van het hout niet aangegeven, maar in het licht van het bestemmingsplan is duidelijk wat hij wil: Een in- steekhaven maken met daarin een aantal steigers waaraan boten in boxen te leggen zijn. Met betrekking tot de visie van de watersportvereniging, ja, duidelijk is dat waar het gaat om het tarief de bevoegdheid tot het vast stellen van het tarief Duijnhouwer is en hij blijkt in Roosendaal overi gens bijvoorbeeld ook zelfwerkzaamheid toch op een bepaalde manier wat dat betreft te willen belonen. Dat zal hij natuurlijk niet aan iedereen kunnen, maar een aantal mensen heeft hij bij de exploitatie van het gebeu ren betrokken en dat heeft hij dan vertaald in faciliteiten, maar hij neemt het risico, hij wil op exclusieve basis een haven runnen en zegt dat hij die tarieven voor de normale ligprijzen zelf wenst te bepalen. Die passantentarieven, daarvoor heeft hij de toestemming van het college van B W nodig. De heer DEN BRABER: Voorzitter, als ik nou eens mag. Er staat in artikel 8, lid 3 dat de erfpachter er naar dient te streven dat er zoveel moge lijk Oudenbosschenaren gebruik maken van die ligplaatsen, bij voorkeur en anderen kunnen het maximaal voor een termijn van drie jaar. Maar als wij daar nou totaal geen inzicht in hebben van welke tarieven de firma Duijn houwer rekent, dan kan er wel zo'n fraai lid opgenomen zijn, maar hij kan die tarieven wel zo hoog vaststellen dat het op zich een loos artikel is.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 57