-13-
mijn zaken met elkaar vastlegt. Temeer ook omdat inderdaad die bestemmings
planprocedure toch moet gaan komen en het eigenlijk enigszins vooruit
loopt op wat daarin geregeld moet gaan worden. Dan heb ik een laatste op
merking. Ik vroeg mij af of en dat is een klein puntje, of bij artikel
10, lid 3, waar die losplaats op het Turfhoofd wordt genoemd, of dat niet
een artikel is wat als de tweede fase eenmaal daar is eigenlijk overbodig
wordt. Dat kon ik niet meteen achterhalen, maar wellicht dat u daarop ant
woord kunt geven. Dat is het in eerste instantie.
De VOORZITTER: Dank u wel. U zult begrijpen, dames en heren, dat het voor
mij moeilijk is om vragen zomaar te beantwoorden. Onze wethouder Van
Eijkeren heeft de contacten onderhouden met betrekking tot de haven en
was op de materie volledig ingespeeld. Ik heb onder andere dit deel van
zijn portefeuille overgenomen. Ik stel voor dat wij de vergadering nu tus
sen de eerste instantie en mijn antwoord in eerste instantie schorsen.
Dat wij een kop koffie gaan drinken en we als college van de gelegenheid
gebruik maken om met wat ambtelijke ondersteuning tot beantwoording van
de vragen te komen in de mate waarin dat mogelijk is, want wat dat betreft
hoop ik dat u mij toch wat terwille zult willen zijn.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor de koffiepauze.
Na opheffing van de schorsing stelt:
De VOORZITTER: Ik doe mijn best om uw vragen te beantwoorden. Ik doe daar
bij wel een beroep op uw geheugen waar het gaat om zaken die in de commis
sies zijn besproken. Ik zal het wellicht toch nog niet helemaal beantwoor
den conform de bedoelingen, maar wat dat betreft zeg ik u bij voorbaat
dat ik dat ook niet zou kunnen. De kennis en ervaring uit het college in
deze zaak had, zoals ik daarstraks al zei, wethouder Van Eijkeren en wij
moeten het doen met de wetenschap en de kennis van zaken die wij hebben.
Allereerst naar de heer Den Braber. Hij signaleerde de situatie met be
trekking tot de verplichting die wij op ons nemen om het bestemmingsplan
nog te wijzigen. Ik wijs er op dat dat nadrukkelijk gebeurt in de vorm
van een inspanningsverbintenis. Zo is de tekst van artikel 8, lid 4 gere
digeerd en dat betekent dat daaraan op zich voor ons geen risico is ver
bonden anders dan dat er dus geen uitvoering kan worden gegeven aan die
tweede fase. De wederpartij, Duijnhouwer, is daarvan ook heel nadrukkelijk
op de hoogte. Het is in de brief waarbij het eerste concept hem is aange
boden en sindsdien is die tekst niet gewijzigd, is dat nadrukkelijk ge
steld. Met betrekking tot de plannen van Duijnhouwer wijs ik u op een brief
die er Nee dat is wat voorbarig. Duijnhouwer heeft laten blijken een
en andermaal dat hijzolang als er nog geen relatie was tussen de gemeen
te en het bedrijf er eigenlijk niet voor voelde om aan de uitwerking te
beginnen. Dat geldt hier, dat geldt, ik kom daar direct met die brief ook
op terug, ook in de relatie naar de watersportvereniging. Geen relatie,
in de formele zin. Er was wel een relatie in de zin dat wethouder Van
Eijkeren een aantal contacten met Duijnhouwer heeft gehad en daarbij had
bevonden dat Duijnhouwer het vertrouwen verdiende. Dat kwam door de selec
tie door de Grontmijdat kwam door de presentatie door Duijnhouwer zelf
en dat kwam ook door de situatie zoals die zich in Roosendaal al sneller
ontwikkelde dan hier. Alles bij elkaar voor de wethouder redenen om met
Duijhouwer verder te gaan op de weg die wij hebben gevolgd. Er is geen
overleg geweest, hoewel dat uwerzijds gevraagd is tussen Duijnhouwer en
de watersportvereniging. Ja, er is wel één contact geweest, maar dat was
hebben we in de commissievergadering gehoord toch niet wat men er zich
van had voorgesteld. Duijnhouwer heeft, kort na de vergadering van algeme
ne en bestuurlijke zaken in het gesprek wat wethouder Van Eijkeren toen