-4- De heer DEN BRABER: Nog niet zo lang geleden hebben Jan van Eijkeren en ik elkaar nog eens diep in de ogen gekeken, het glas geheven en elkaar beloofd dat wij samen nog een raadsperiode door zouden gaan. Samen zijn wij in september 1978 als raadslid begonnen, samen wilden wij stoppen wanneer de uitvoering van de Hoogenberk-plannen nader gestalte gekregen had. Als Jan over die plannen sprak, dan begonnen zijn ogen te glinsteren. Dat moest de kroon op zijn werk worden; het uitroepteken achter zijn idee- en over de herinrichting van Oudenbosch, zoals die onder zijn voortvarende leiding - soms tegen de stroom in - eerder vorm gekregen hadden met het Luitenant Looymanshof, de Churchillstraat, het Groene Woud, de Kaaistraat, de Brouwerijstraat, de Laborkwekerij en andere plaatsen. Helaas voor Ou denbosch, helaas voor de fractie van de Partij van de Arbeid en - mag ik het zeggen - helaas ook voor mijJan zal die laatste afspraak niet meer gestand kunnen doen. Dat neemt niet weg dat hij, in de relatief korte tijd die hem daarvoor gegeven is, een onuitwisbaar stempel op de vormgeving van Oudenbosch gedrukt heeft. De bewijzen daarvan zijn links en rechts in de gemeente nadrukkelijk aanwezig. Al even onuitwisbaar is de relatie die Jan van Eijkeren met de leden van mijn fractie gehad heeft. Met elk van ons - met Jack, met Gré, met Reinoud en met mij - had hij een zeer bijzondere, zeer persoonlijke, kameraad schappelijke band. Jan hoefde daar geen moeite voor te doen. Die kameraad schap ging hem van nature goed af. Daardoor kon het niet anders of er moesten ook buiten de eigen gelederen speciale banden ontstaan. Met Johan van Oosterhout, met Jan van den Bosch, met mensen buiten de politiek. De talrijke blijken van verbijstering en medeleven bij dit zo plotselinge afscheid mogen getuigen van die bijzondere relatie die Jan van Eijkeren met vele mensen had. Ondanks die speciale banden onthield hij hen zijn kritiek niet wanneer daar aanleiding toe was. Want Jan was wat dat betreft recht door zee. Hij wikkelde daar geen doekjes om. Hij hield niet van gezeur. Zoals hij ook een grondige hekel had aan eindeloze discussies, die volgens hem tot niks leidden, die een herhaling van zetten inhielden. Wie uit ons midden is dat al niet eens op een kwinkslag of een snoerende opmerking van zijn kant komen te staan. Zijn woordenschat en improvisatievermogen was daarbij groot. Haast even groot als zijn vermogen om na afloop van zo'n discussie ontspannen en goedlachs te gaan praten met degene, die even tevoren nog het slachtoffer van zijn soms bijtende humor was geweest. Wij weten het: hoge bomen vangen veel wind en wie op ondubbelzinnige wijze zijn mening zegt en niet schroomt heilige huisjes om te gooien, krijgt kritiek te verduren. Jan van Eijkeren heeft dat ook ervaren. Teleurstel lingen zijn hem niet bespaard gebleven, maar dat belette hem niet om on vermoeibaar telkens weer de draad op te pakken. Om met grote inzet, crea tiviteit en doorzettingsvermogen in het college, in de raad, in onze frac tie opnieuw de richting aan te geven. De reikwijdte van het verlies van deze vindingrijke, joviale en af en toe kwajongensachtige man is moeilijk onder woorden te brengen. Wij herdenken Jan van Eijkeren met veel respect en oprecht dankbaar voor wat hij in de persoonlijke en bestuurlijke sfeer voor ons en de Oudenbos- sche gemeenschap betekende en nog betekent. Dankbaar vooral dat wij hem van zo nabij hebben mogen meemaken, dat hij een deel van ons leven heeft willen zijn. Ria, moge onze nabijheid en blijvende vriendschap jou en je kinderen sterken. De heer VAN OOSTERHOUT: "Laat duidelijk zijn dat Oudenbosch aan de weg timmert", schreef Jan van Eijkeren in het voorwoord van de eerste nota stadsvernieuwing, die voorjaar 1987 uitkwam. Deze zin is typerend en geeft aan met welke inzet en dadendrang hijsinds hij in 1982 wethouder was geworden, enthousiast aan de slag is gegaan met de stadsvernieuwingspro-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 36