-2- gerealiseerde buurten toch nog fijne woonomgevingen zijn geworden is mede te danken aan de creatieve manier waarop Jan met de voor handen zijnde schaarste wist om te gaan. Na de periode waarin nauwelijks werd gebouwd was er volop werk aan de winkel. Het was echter niet de zaak om zoveel mogelijk huizen naast elkaar uit de grond te stampen, inmiddels waren we er allen van overtuigd, dat er een aantal plekken in het centrum duidelijk aan vernieuwing toe waren. Zo kreeg de stadsvernieuwing zijn eerste vorm. Oude gebouwen die hun functie hadden verloren werden afgebroken en op de nieuw opengelegde terreinen werden nieuwe woonbuurten gebouwd. Omdat het besef groeide, dat ook de oude woongebieden, die hun functie wel behielden maar in de voorbije decennia onveranderd waren gebleven, er recht op had den iets mee te nemen van de nieuwe opvattingen over een goed woonklimaat, werd de verbetering van de woonomgevingen aangepakt. Jan kon genieten van de officiële momenten als de start en de oplevering, waarbij hij graag eenieder betrok, die zijn bijdrage had geleverd. Niet via een proces van geleidelijkheid, maar schoksgewijs veranderde Jans en onze opvatting over stadsvernieuwing. Binnen het college van B W diende zich een aantal ontwikkelingen aan. Sinds jaar en dag stoorde ons, dat het winkelcentrum zich toch niet verder wist te ontwikkelen. Jan placht dat uit te drukken met steeds dezelfde zin: "In Oudenbosch doen ze boodschappen, maar winkelen gaan ze in Roosendaal of Etten—Leur"Een ook al vaker op tafel gekomen probleem was de zienderogen slechter worden de behuizing van het gemeentepersoneelop een aantal plaatsen leidend tot teveel mensen in één ruimte om nog goed te kunnen werken. Toen daar een derde probleem bij kwam, te weten het risico dat de broeders van St. Louis het complex Sancta Maria zouden gaan afstoten en het vervolgens on zeker was wat voor ontwikkeling dat zou inleiden, was het mede de ver dienste van Jan van Eijkeren, dat hij deze drie problemen aan elkaar knoopte en zo de stadsvernieuwingsaanpak in een nieuwe richting stuurde. Het eerste plan van aanpak heeft na heftige discussies uiteindelijk niet de noodzakelijke politieke steun gekregen om uitgevoerd te kunnen worden. Het was wel de directe aanleiding om een stedebouwkundige te gaan inscha kelen die alle beeldbepalende grote gebouwen in ons centrum, die hun functie in de komende twintig jaar zouden gaan verliezen, onder de loep zou nemen mede in relatie tot de huisvesting van een aantal organisaties op gemeentelijk vlak. Op de dag van de begrafenis van Jan van Eijkeren was het precies een jaar geleden dat dat proces werd afgerond met de vaststelling van de structuur schets voor ons centrum, voor Jan een glorieus moment. Met veel enthousiasme was hij inmiddels begonnen aan de uitwerking en wij realiseren ons goed, dat het voortzetten van dat werk, dat nog vele jaren zal duren, een moeilijke taak zal worden. Zijn takenpakket was breder dan stadsvernieuwing. Ook het milieu behoorde ertoe. Nu weten we allen, dat de ontwikkeling van het milieubeleid - vermoedelijk veel te laat nog vooral bestaat in het schrijven van dikke notities die te zijner tijd moe ten resulteren in concrete uitvoering. Dat sprak Jan niet zo aan. Er was wat dat betreft immers al zoveel tijd verloren. Daarom was Jan voor daad werkelijk aanpakken, liefst op kleine schaal en zo dicht mogelijk bij de basis. Een aantal uiterst nuttige projecten werden op deze manier gere aliseerd, die ieder voor zich niet wereldschokkend waren, maar die elk apart en gezamenlijk wel tot effect hadden dat het bewustzijn groeide bij groot en klein dat de manier waarop we met het milieu omgaan moet veran deren. Minder spectaculair, zeker niet Jans eerste zorggebied, maar een taak die toch niet onvermeld mag blijven is zijn voorzitterschap van de commissie centrale antenne-inrichting. Samen met de commissie heeft hij deze open-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 34