-19- het geval te zijn. Ik denk dat het heel belangrijk is om binnen dit huis al te denken van nou, zover willen we gaan, dat zijn knelpunten, dat zijn oplossingen die in beschouwing moeten worden genomen. Dan gaat het niet alleen om de kostenkant, maar ook om de ruimtelijke ordeningsaspecten en de aansluiting bijvoorbeeld op het plan van Hoogenberk om een aantal zaken te gaan doen. Zijn we nog niet zover dat we zeggen van nou we hebben geen ruimtelijke structuren in ons hoofd, dan moeten we die eerst maken, dan moeten we ons beperken ook tot laten we zeggen het oplossen van detail knelpunten die een beperkte werking hebben, gewoon waar de zaak veiliger door wordt. Ik denk dat een gefaseerde aanpak heel belangrijk is om het te kunnen behappen, want anders krijgen we een totaal-oplossing en die kunnen we niet uitvoeren. Dus dat zou ik toch willen aanbevelen ook om naar de raad danwel naar de commissie duidelijk te maken. In ieder geval vanuit dit huis samen met degene die dat gaat doen te bedenken. De heer VAN OOSTERHOUT: Voorzitter, ik kan mij en mijn fractie als geheel, kan mij vinden in de opmerkingen die de heer Van Dongen heeft gemaakt met betrekking tot de realistische waarde die de plannen moeten hebben. Dat zijn woorden die in de commissie door mijn fractiegenoot Du Pont zijn uit gesproken, dus daar staan we nog steeds achter. Wat betreft de tweede op merking van de heer Van Dongen, ik zie daar een beetje een tegenstrijdig heid met de eerste. Als je gaat zeggen wat het budget moet zijn omdat de gemeente zich dat wil veroorloven of kan veroorloven, dan staat dat een beetje haaks op het eerste waarin gevraagd wordt om realistische plannen die de verkeersveiligheid bevorderen en ik denk dat je als je om realis tische plannen vraagt en die dan ook krijgt, dan denk ik dat het budget daarop aangepast moet worden en niet omgekeerd. Althans voorlopig pleit ik voor die volgorde. De heer DEN BRABER: De bedoeling, voorzitter, van het verkeersveiligheids- plan is dat zoveel mogelijk mensen met beide benen op de grond kunnen blij ven staan, dus het lijkt mij alleszins redelijk om bij de gesprekken die wij gaan voeren met het adviesbureau dat als uitgangspunt te nemen. Zeker ook financieel gezien. Zoals de heer Van Oosterhout opmerkt moet, als er een compleet plan van aanpak ligt, moet er natuurlijk ruimte zijn om over de financiële consequenties daarvan te praten, maar als uitgangspunt denk ik dat wij moeten hanteren de ruimte die er in het investeringspro gramma 1989-1993 is en dan is dat dus 5 x 50.000, Dat lijkt mij als startbudget een aardige indicatie van in welke orde van grootte wij daar bij denken, maar nogmaals als het plan van aanpak daartoe aanleiding geeft dan zouden we er toch voor willen pleiten om bij u een gewillig oor te mogen aantreffen om daarover te praten. Maar uitgangspunt dient op dit moment gewoon te zijn denk ik, de ruimte die we tot nu toe gereserveerd hebben daarvoor en dat is die jaarlijkse 50.000,Mijnheer Wijnen die houdt een pleidooi ervoor dat wij nadenken in het college. Nou, ik kan hem verzekeren dat wij daar voortdurend mee bezig zijn. Het adviesbureau dat wij gaan inschakelen en waarmee wij dus een startgesprek zullen hebben zullen wij uiteraard op de hoogte brengen van de toekomstige planologi sche ontwikkelingen binnen de kom die wij op het oog hebben met het uit drukkelijk verzoek om bij het plan van aanpak dat wij van hen verwachten daarmee rekening te houden, maar alle deeloplossingen en ook het plan zelf zullen nog uitgebreid aan de orde komen in de commissie openbare werken. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 23. Voorstel tot het niet voortzetten van de gemeenschappelijke regeling voor het mytylonderwijs;

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 304