-9- De heer DEN BRABER: Voorzitter, dat de aanvrager geen notie zou hebben van waar wij mee bezig zijn en waar het bestemmingsplan in voorziet. Dat is een opmerking die ik toch graag voor rekening van de heer Wijnen zou willen laten. Ik constateer alleen dat het college en in navolging daarvan de commissie voor de beroepschriften en tijdens die hoorzitting ook betrokkene zelf geconcludeerd hebben dat het bestemmingsplan geen mo gelijkheid biedt om aan de aanvraag mee te werken omdat hier niet sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en ook niet van een agrarisch be drijf zoals dat bedoeld is in het bestemmingsplan, maar van een beperkte bedrijfsmatige aktiviteit en daar is naar de mening van het college een andere aard van aktief bezig zijn dan een agrarisch bedrijf uitoefenen. Het soort bedrijf, tuinbouw, past op zich best binnen nee, past prima binnen de omschrijving agrarisch bedrijf zoals dat in het bestemmingsplan is opgenomen. Maar het gaat hier om niet een agrarisch bedrijf maar een beperkte bedrijfsmatige aktiviteit en dat is duidelijk wat anders naar de mening van het college en niet alleen naar onze mening, dan een agra risch bedrijf. Ja, mijnheer Huijpen doet nogmaals een pleidooi om toch te kiezen voor een artikel-19-procedureIk zou hem dat zelfs willen ontraden om die weg in te slaan. Het bestemmingsplan, je kunt natuurlijk elk be stemmingsplan met een artikel-19-procedure open breken maar je moet daar toch gedegen gronden voor hebben om dat te doen. Er is alleszins een al ternatief denkbaar. Ik heb dat in eerste termijn al gezegd om eens met betrokkene te praten over de huiskavel. Dat die niet eerder aan de orde is geweest en dat is ook een reactie naar een opmerking van de heer Wijnen toe daarover, komt mede omdat van betrokkene zelf in die zin geen nadere vragen zijn gesteld, maar het is wat ons betreft best bespreekbaar, maar ik denk, mijnheer Huijpen, dat die artikel-19-procedure gezien ook het advies van die adviescommissie met name bij de provincie heel weinig kans van slagen maakt. Ik denk dat we daar de heer Oomen niet mee kunnen hel pen. De VOORZITTER: Mag ik concluderen, mevrouw, heren, dat wij het advies om tot ongegrondverklaring te komen volgen, met uitzondering van de drie heren van het CDA en mag ik aan de wethouder vragen of hij nadrukkelijk de bereidheid uitspreekt om zelf het initiatief te nemen om die huiskavel bespreekbaar te maken. De heer DEN BRABER: Wij zullen zelf contact opnemen met de heer Oomen. De heer HUIJPEN: Mijnheer de voorzitter, even een stemverklaring. Wij gaan akkoord met het voorstel op voorwaarde van het feit dat de wethouder con tact opneemt met de heer Oomen en resulteert in een berging voor zijn werktuigen. Wel even zaken doen. De VOORZITTER: Ja, ja, maar die voorwaarde mag u er natuurlijk niet aan verbinden, maar de wethouder neemt natuurlijk wel met een duidelijke ach tergrond contact op met de heer Oomen. Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten, onder aanteke ning dat de fractie van het CDA tegen dit voorstel is. 5. Voorstel tot het afgeven van een verklaring van geen bezwaar als be doeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, ten behoeve van het aangaan door de burgemeester van een gemeenschappelijke regeling inzake de inrichting van een distributiedienst 6. Voorstel tot wijziging van de gemeentebegroting 1989 in verband met aanpassing van de algemene uitkering uit het gemeentefonds

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 294