-8- De heer WIJNEN: Mijnheer de voorzitter, de heer Den Braber die zegt dit voorrecht om van de vrijstellingsmogelijkheid van B W om daar een be roep op te doen, dat geldt alleen maar voor agrarische bedrijven. Ik denk dat dat heel terecht is dat hij dat zegt. Dat staat ons ook voor. Daar zijn we het helemaal mee eens. Dan is de vraag: Wat is nou een agrarisch bedrijf? Nou, in de voorschriften wordt onderscheid gemaakt tussen een agrarisch bedrijf en een volwaardig agrarisch bedrijf. Waar nou de hele zaak om draait dat is wanneer is het nou een agrarisch bedrijf. Nou daar heeft die club in Tilburg die heeft daar een agrarische commissie, die heeft gezegd het is een bedrijfsmatige agrarische activiteit. Die heeft zich niet geconformeert, die kent ook waarschijnlijk al die definities niet die in het bestemmingsplan staan, maar in het bestemmingsplan daar staat nadrukkelijk beschreven wat een agrarisch bedrijf is. Daar staat niets over de grootte in, in ons bestemmingsplan, daar staat alleen in dat er een volwaardig agrarisch bedrijf is en dat legt dus eigenlijk een maat aan, dat wil zeggen dat er ten minste één volwaardige arbeidskracht moet zijn. Ten aanzien van een agrarisch bedrijf daar zijn alleen maat categorieën van activiteiten genoemd en ik kan er wel een heleboel van opnoemen, maar het blijkt duidelijk dat die activiteiten passen, dat daar de activiteiten van de aanvrager inpassen, zodat je moet concluderen dat daar op dat punt helemaal geen strijdigheid is en ja, als je dan ervan uitgaat dat het bedrijfsmatig gebruikt wordt en dat kan niet anders want het is gericht op een inkomensverwerving. Dat is een combinatie van pro— duktiemiddelen waar je je bestaan mee wenst te gaan behalen, een deelbe- staan, maar in ieder geval het is geen hobby, het is niet gericht op andere zaken die niet in het buitengebied thuishoren. Die zaken zijn er heel nauw aan gekoppeld. Dan kan het niet anders zijn dan dat je moet concluderen dat de betreffende aanvrager voldoet aan de criteria die er zijn. Alleen u zult dus, als u ervan afwijkt, dan zult u moeten aangeven zoveel en zoveel is te klein, dan kan het niet meer. Nou, voor mij is het duidelijk dat het niet te klein is. Dat heb ik misschien al wel proberen over te brengen gezien het feit dat je dat niet aan absolute normen kunt relateren, maar u heeft helemaal geen enkel begrip op dat gebied te berde gebracht. U zegt gewoon van het moet een agrarisch bedrijf zijn en dan kan er alleen maar vrijstelling voor worden verleend. Hoe groot,daar heeft u ook niks over gezegd, dus ik kan me daar helemaal niet in vinden in die aanpak. Ik denk ook niet dat het goed is wat de heer Huijpen zegt om een artikel 19, om een wijziging van het bestemmingsplan te gaan doorvoeren op dit gebied. Ik denk dat het een zaak is die wij moeten beoordelen en moeten zeggen van nou, op basis van de voorliggende feiten moeten wij concluderen dat de aanvrager aan de omschrijvingen voldoet en ja, u zegt ik wil wel over een alternatief praten, maar dat had u dan eerder in het verhaal op moeten nemen. Op dit moment denk ik dat de vraag er ligt en dat wij zover moeten zijn en zeggen van nou het moet geakkoordeerd worden. U kunt wel zeggen van de aanvrager die stemt in redelijkheid in met zijn afwijzing. Nou, die heeft geen notie blijkbaar van wat er in een bestem mingsplan allemaal omschreven staat en hoe dat daar gedefinieerd is en die denkt nou eigenlijk is dat toch redelijk dat ik het via de ruilverka veling zou moeten krijgen. Daar ben ik het ook wel mee eens, dat het langs die weg eerder aangezwengeld had moeten worden, maar gegeven het feit dat het langs die weg en dat wij toch prijsstelten op medewerking om die te verlenen aan een toch gunstige, laten we zeggen doelmatige concentratie van de gebruiksmogelijkheden van de grond in onze gemeente, dan zou ik er voor zijn om langs de weg van het bestemmingsplan te komen tot een be sluit. En dat kan op dit moment gebeuren, maar ik kan niet akkoord gaan met de ongegrondverklaring.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 293