-3-
steld, namelijk ƒ75.000,uit te trekken voor rekening van de gemeente
en nu blijkt dat men een andere wending aan deze zaak heeft gegeven en
gezegd heeft wij wensen 50% bijdrage van de betreffende aanwonenden.
De VOORZITTER: Maar ik denk dat het goed is dat we ons een beetje aan het
agendapunt houden. Het verslag is aan de orde, niet de inhoud van de ver
gadering.
De heer WIJNEN: Ja, ik heb er een briefje over geschreven.
De VOORZITTER: En daar hebt u, want ik heb hem vanmiddag getekend, een
brief over te verwachten. Ik denk morgenochtend in de post.
De heer WIJNEN: Ja, ik heb in het verslag van B W gelezen dat er geen
nieuwe feiten zijn. Nou, ik wil er nadrukkelijk op wijzen dat er wel nieu
we feiten zijn en wel de volgende
De VOORZITTER: Mogen wij kennis nemen van die aankondiging en is het dan
niet verstandig om die discussie daarover weer in de commissie openbare
werken en ruimtelijke ordening te voeren. Ik denk dat het niet hier hoort.
De heer WIJNEN: Nee, als u het zo zegt, dan ben ik ermee akkoord, maar
dat duurt natuurlijk weer even, voordat we weer een vergadering hebben.
De heer DEN BRABER: 11 december.
De heer WIJNEN: Akkoord. Dan heb ik nog een ander punt, nr. 23 en 24, de
brieven van mevrouw Zandbergen en mevrouw Casimiri-Kremers
De VOORZITTER: Nee, dat is van de voorzitter van de Afdeling rechtspraak.
De heer WIJNEN:Ja, goed naar aanleiding daarvan, die hebben ongeveer op
hetzelfde betrekking. Daarom wil ik ze in één adem met elkaar toch aan
de orde stellen of in ieder geval er een opmerking over maken, in deze
zin dat uit deze twee akties blijkt dat onvoldoende duidelijk naar voren
gekomen is wat onze bedoeling was, zo interpreteer ik het dan, of duide
lijk gemaakt is naar de betreffende belanghebbende, wat onze bedoeling
was met het bestemmingsplan. Er kon weliswaar 31 augustus geen toezegging
worden gedaan wanneer het bestemmingsplan zou worden gaan herzien, maar
in alle fracties was daarover overeenstemming, dat dat een spoedige zaak
diende te zijn, alleen het tijdsbestek dat moest nog aan een nadere be
schouwing worden onderworpen. Nou vind ik het heel triest dat deze weg
wordt ingeslagen. Ik vind dat een onvoldoende duidelijk maken naar de
betrokken partijen en dat deze weg wordt ingeslagen, want dat kost hem
veel geld en ons ook veel tijd en geld om via de Raad van State weer een
procedure in werking te gaan stellen. Ik zou eigenlijk voor willen stel
len om de betreffende bewoners te benaderen en te overleggen op welke wijze
dat de gedachte die in de raad leefde overgebracht kan worden, zonder dat
dat nou op korte termijn een oplossing is, want dat ze wel weten dat ze
niet in de kou blijven staan. Nu denk ik dat het een heilloze weg wordt.
De heer DEN BRABER: Mijnheer Wijnen, het is voor mij alleszins denkbaar
dat ik een gesprek heb met de beide betrokkenen om hen nog eens precies
duidelijk te maken waarom wij geen medewerking kunnen verlenen aan hun
verzoek op dit moment. Hoewel ik mij afvraag of wij daarmee iets nieuws
vertellen, want ik denk dat beiden toch aardig op de hoogte zijn, gezien
ook het verloop van de hoorzitting met de achtergronden van ons besluit,
maar ik heb er geen enkele moeite mee om dat nog eens extra mondeling toe
te lichten. Ten aanzien van het moment waarop wellicht wat meer ruimte
voor hen ontstaat, kan ik eigenlijk het volgende zeggen. Dat wij in het
kader van de begrotingsvoorbereiding van volgend jaar doende zijn met
het opstellen van een prioriteitenschema voor het onderhoud van bestem-