-26- ook omdat plekken die zich aandienen nu toch met enige regelmaat te voor schijn komen en ik denk dat het verstandig is om in die zin ons investe ringsprogramma aan te passen. Maar die discussie hebben wij in het colle ge verder nog niet gehad. De VOORZITTER: Misschien is het goed, wethouder, om nog even in zijn al gemeenheid iets te zeggen over wat wij voorstaan met betrekking tot die voorlichting. Daar had de heer Huijpen ook een vraag over. Hij vroeg con creet: wanneer voorlichting? De heer DEN BRABER: Ja, het rapport komt binnen en dan hebben wij dus een afspraak De heer HUIJPEN: Ik heb gevraagd is er enig zicht op welke termijn dus het rapport klaar zal zijn en dan met betrekking tot de voorlichting om dat aan de omwonenden te doen met daarnaast natuurlijk een stuk deskundig heid in die voorlichting dus. De heer DEN BRABER: Ja, nou als het rapport klaar is en ik herhaal dat ik dus verwacht dat het nog eind deze maand zal zijn. Kort daarop zullen wij aan tafel gaan zitten met de eigenaar van het rapport, de provincie, en met name ook die voorlichtingsstrategie ontwikkelen. De aard van de uitkomsten zullen bepalend zijn voor de wijze waarop het gedaan wordt. Als de uitkomsten niet verontrustend zijn dan zal dat met een eenvoudige perspublikatie allicht afgedaan kunnen worden, maar als er aanleiding is om daar met enige deskundigheid, zoals u zegt, de omwonenden tegemoet te treden, dan zullen we gebruik moeten maken van een voorlichtingsavond. De heer WIJNEN: om het rapport aan de raad beschikbaar te stellen. De heer DEN BRABER: Ja, dat concludeert u terecht. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 16. Voorstel tot het verlenen van een financiële bijdrage in de kosten van een saneringsonderzoek, Projekt: Industrieweg 4 De heer HUIJPEN: Ja, ik heb nog een vraag, mijnheer de voorzitter, naar aanleiding van de reactie van de wethouder op het vorige voorstelHij concludeert dus dat er met de regelmaat zich een aantal lokaties voordoen en ik vraag me daarbij ondertussen af of dat het misschien beter zou kun nen zijn om te bezien of dat het mogelijk is eventuele verontreinigde terreinen te lokaliseren en daar onderzoek te verrichten dan behalve te wachten op klachten. De heer DEN BRABER: Ja, wat bedoelt u met lokaliseren. De heer HUIJPEN: Ja, u stelt zelf dus met de regelmaat dienen zich veront reinigde terreinen aan en ik denk dat het bijvoorbeeld in het licht van een milieubeleidsplan of zo, dat het best realistisch zou kunnen zijn en zinvol zou kunnen zijn om te bezien waar eventueel dus verontreinigde ter reinen zijn en die dus te lokaliseren en die dus te onderzoeken. De heer DEN BRABER: Het is zo dat wanneer er naar aanleiding van klachten die binnenkomen van de bevolking, danwel eigen ervaringen van het ambte lijk apparaat, wanneer er vermoeden is van het zou best eens zo kunnen zijn dat de bodem verontreinigd is, dan wordt dat stante pede gemeld in Den Bosch en die komen daar dus op de lijst met honderd-en-zoveel andere gemeenten en dan is het afwachten wanneer Den Bosch reageert met een on derzoeksvoorstel

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 266