-27-
baar te stellen aan Oudenbosch en de Derde Wereld en daarmee gevrijwaard
te zijn van alle bemoeienis met ontwikkelingssamenwerking. De gedachte
van Oudenbosch en de Derde Wereld was juist door zo vast te houden aan
de gemeentelijke inbreng dat te voorkomen en daar konden wij het als col
lege roerend mee eens zijn. Op 12 september aanstaande wordt het beleid
publiekelijk gepresenteerd en het was er ons alles aan gelegen om op alle
fronten voor die datum duidelijkheid te hebben. Dat betekent dat we kort
na de vakantie niet de gelegenheid hadden alle mogelijke gespreksrondes
te houden, maar snel een voorstel moesten doen om verder het overleg
voort te zetten over deze kwestie. Dat resulteerde erin dat inmiddels bin
nen Oudenbosch en de Derde Wereld, met name naar aanleiding van de laatste
raadsvergadering, een duidelijke opvatting heerst dat de raad het serieus
meent met ontwikkelingssamenwerking en de nadrukkelijke eis om, of nadruk
kelijke, wens om een bestuurslid te hebben in hun midden vanuit de raad,
is om die reden wat teruggenomen, in die zin dat men zich kan verenigen
met regelmatige afstemming als de wethouder als contactpersoon of als ad
viseur zo u het noemen wilt en ik heb daaraan toegevoegd dat het mij een
goede zaak lijkt op momenten waarop dat nodig is met een afvaardiging van
de raad met de vereniging te spreken en de meest geschikte groep lijkt
mij de welzijnscommissieDus dat betekent dat in concreto wij dit voor
stel, zoals wij dit nu gedaan hebben, niet, ja terugnemen zeg maar en ge
hoord hebbend uw commentaar daarop moet ik zeggen wij hebben daar op zich
niet zo verschrikkelijk veel problemen mee. Inmiddels is duidelijk dat
ook Oudenbosch en de Derde Wereld zich daarin kan vinden en ook wij kunnen
ons vinden in een adviseurschap en overleg met de welzijnscommissie, daar
waar dat in het belang van ontwikkelingssamenwerking nodig is.
De VOORZITTER: Begrijp ik uit de vinger van mijnheer Van Oosterhout dat
hij wil spreken over een voorstel wat er niet meer is.
De heer VAN OOSTERHOUT: Voorzitter, u heeft het nog niet afgerond, dus
er kan nog gebruik gemaakt worden van een tweede instantie. Dat wil ik,
want ik wil dat adviseurschap toch even aan de orde stellen. Het gaat niet
om een adviseurschap, laat dat heel duidelijk zijn. Dat heb ik ook niet
bedoeld. De heer Huijpen heeft dat eigenlijk ingebracht. Dat is inderdaad
bij het bestuur van Fidei et Arti aan de hand, maar dat is een heel andere
situatie. De situatie is deze dat er een samenwerking is, moet zijn, tus
sen de gemeente en Oudenbosch en de Derde Wereld met betrekking tot de
uitvoering van het lokale werk, het ontwikkelingswerk en daarvoor worden
plannen gemaakt, er worden activiteiten ontwikkeld en dat is gezamenlijke
verantwoordelijkheid. Daarvoor wordt beleid ontwikkeld wellicht binnen
Oudenbosch en de Derde Wereld omdat de gemeente daar aansluiting bij heeft
gezocht en dat wordt dan gezamenlijk afgestemd, er wordt werk verdeeld
enz. en er worden afspraken gemaakt. Contact tussen de wethouder en andere
verenigingen, onder andere het bestuur van Fidei et Arti, of andere vere
nigingen en instellingen, is het anders, want daar is het nadrukkelijk
de verhouding dat er een zelfstandige vereniging is die activiteiten ont
plooid waar in principe de gemeente zich niet mee bemoeit. Dat is geen
eigen beleid van de gemeente. In die zin gaat het niet om een adviseur
schap, maar gaat het gewoon om, laten we zeggen, de dagelijkse bestuurder
in deze, die de portefeuille ontwikkelingssamenwerking heeft, die mede
uitvoering draagt en verantwoordelijkheid heeft voor de uitvoering van
het plan en dus de partner isin dat gevalnamens de gemeente van de
Vereniging Oudenbosch en de Derde Wereld. In die zin wilde ik het verdui
delijken en hopenlijk bent u het met die verduidelijking ook eens.
De heer HUIJPEN: Mijnheer de voorzitter, mag ik nog even wat vragen. Hoe
zit het nou? Dus het is, wethouder, geen adviseurschap en de heer Van