-15- ik denk toch dat, om dat woord maar weer eens te gebruiken een situatie van rechtsongelijkheid creëert als we in dit specifieke geval om geen an dere reden dan te verwijzen naar een verouderd en in wezen onjuist bestem mingsplan, althans op onjuiste gronden tot stand gekomen bestemmingsplan om op grond daarvan dit in eerste instantie de bouwaanvraag af te wijzen en in deze instantie in strijd met het ambtelijk preadvies dus ook het bezwaar af te wijzen. Dus onze fractie is van mening dat ondanks ons eer der ingenomen standpunt dat we de bouwaanvrage zouden moeten afwijzen, dat de zaak nog eens heroverwegend wij van mening zijn dat dit bezwaar gegrond moet worden verklaard. De heer WIJNEN: Mijnheer de voorzitter, 25 mei, toen heeft de raad gewei gerd om op het verzoek van mevrouw Casimiri-Kremers om het bestemmingsplan te gaan veranderen, om dat te accepteren. Ze heeft inmiddels bezwaar ge maakt, ze heeft dat bezwaar toegelicht. We hebben de stukken daarvan kun nen lezen. Als je nou nagaat wat heeft ons bewogen om in eerdere instantie te zeggen van nou, eigenlijk is het toch wel goed. Formeel heeft B W terecht op grond van de regels die er waren het verzoek om een bouwvergun ning te verstrekken afgewezen. Een bestemmingsplanwijziging, ja, dat hing ook nog vast op de situatie ter plekke, de ligging ten opzichte van de openbare weg, van het huis. Ook ten opzichte van Oud Gastel. Ik denk dat, en ook de relatie die de provincie ten aanzien van het ruimtelijke orde ningsbeleid in dat gebied zou kunnen hebben in het kader van het gebied Heinsberg wat ze tot gebied met natuurwetenschappelijke waarde of land schappelijke waarde willen bestemmen. Dat zijn eigenlijk de redenen ge weest om te zeggen van nou laten we ons maar conformeren aan de ambtelijke instelling die we tot nog toe of de ambtelijke lijn die we tot nog toe gevolgd hebben. Dat leidt ertoe als we dat nu doorzetten, de formele be stemming die blijft dan weer afwijken van het feitelijk gebruik. Het feitelijk gebruik dat is een woning. Een woning waar de eigenaresse ont wikkelingsmogelijkheden aan toe wilt kennen. Die wil het wijzigen en naar onze mening is het gewenst dat er een relatie ligt tussen de formele be stemming in het bestemmingsplan en het feitelijk gebruik wat vermoedelijk ten eeuwige dagen of nog tot onvoorzienbare tijd zal worden voortgezet. Als wij nu zeggen van wij wijzen dit af dan heeft dat tot gevolg dat zij wel kan bouwen in de zin van kleine veranderingen aan de woning, maar als zij er een huis van wil maken wat er eigenlijk behoort en zoals iedereen dat wenst te hebben en ik denk dat dat alleszins gerechtvaardigd is, dat je dan als gemeente Oudenbosch zegt van nou, wij kunnen daar niet aan mee werken, dat dan haar verzoek in Oud Gastel ook stuk loopt. Dan wordt er in Oud Gastel gezegd van nou, in Oudenbosch lukt het niet, dus daar hoeven wij ook niet aan mee te werken. Dan zegt de provincie Oud Gastel en Ouden bosch wensen daar niet aan mee te werken, dus wij hebben ook geen behoef te om dat te wijzigen en daaraan tegemoet te komen aan die wens. Ik denk dat wij moeten zeggen wij willen dat wel wijzigen en daarmee de gelegen heid biedend aan de betreffende eigenaresse om die belemmeringen die an dere gemeenten, ambtelijke instanties opwerpen, om die niet aanwezig te laten zijn, want anders dan stagneert het hier in Oudenbosch en stagneert het in alle opliggende fases. Ik denk dat het in het belang is voor de betreffende eigenaresse om toch die woning daar te behouden en verder te ontwikkelen en tegen die achtergrond ben ik van mening dat wij wel moeten meewerken aan de wijziging van het bestemmingsplan in die zin dat die wo ning gelegaliseerd wordt en in hoeverre dan de andere instanties ieder te maken hebben bij de uitbreiding, bij de bebouwing bezwaar tegen maken, dat horen we dan nog wel, maar wat ons betreft denk ik dat er geen pro blemen hoeven te zijn.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 217