-3- jaarrekening 1988. Daar blijkt uit dat wij bij een wijziging nogal een vrij hoog bedrag beschikbaar hebben gesteld. Dat blijkt nu niet nodig te zijn. Ik heb gezien in de begroting 1989 dat we 49.000,geraamd heb ben. Is daar al inzicht in? Want als wij dergelijk soort grote bedragen in de begroting op gaan nemen en later blijkt het niet nodig zijn, ja, dan kunnen we moeilijk een financieel beleid opvoeren. De VOORZITTER: Naar het bedrag van de begroting 1989, de raming die wij gemaakt hebben en wat wij werkelijk uit gaan geven, daar is voor zover mij bekend nog niet naar gekeken. Er is wel een verklaring voor de forse afwijking ten opzichte van de gewijzigde raming. De financieringsmetho diek van het werkvoorzieningsschap is in 1988 veranderd. De eindfinancie- ring is een budgetfinanciering geworden. Men heeft toen van die kant en allicht toch wat al te voorzichtig de eigen inkomsten geraamd. Dat blijkt nu alleszins mee te vallen, zodat de bijdrage die wij als gemeente moeten leveren voor ons weer meevalt. Eerder hebben wij in deze gemeenteraad al eens melding gemaakt van de behoefte die wij hebben, dat de gemeenschappe lijke regelingen waaraan wij deelnemen,dat ze die dus zo concreet mogelijk ramen. Ik denk dat het zinvol is om het werkvoorzieningsschap daar nog maals aan te herinneren. De heer VAN OOSTERHOUT: Voorzitter, bij ingekomen stuk onder 4, het schrij ven van de Stichting Woningbouw St. Bernardus, doet het mij plezier dat het verslag en de jaarrekening al zo spoedig ter inzage ligt. Daar zit nog niet bij de accountantsverklaring en eigenlijk was het B W-besluit om het inclusief accountantsverklaring ter inzage te leggen. Ik stel het toch zeer op prijs dat die accountantsverklaring ook nog voor de raad ter inzage komt. Ik neem ook aan dat u daaraan een dezer dagen, wanneer hij binnenkomt, aan zult voldoen. Dan heb ik nog een opmerking met betrekking tot agendapunt 11. Ik ben het eens met het voor kennisgeving aannemen van de adviesnota van het college, maar daarin lezen we dan toch voor het eerst zwart op wit, ik wist dat uiteraard eerder, maar ik kan het nu in deze raad ook even ter sprake brengen, dat de lokatie die deze raad heeft aangewezen voor de tweede openbare school, is afgewezen door het ministe rie. Ik vond het toch nodig om gezien het feit dat ik vorig jaar juli nog eens een keer gevraagd ben door de heer Huijpen om nog eens precies uit te leggen wat ik bedoelde met mijn opmerking van het ministerie zal het wel uitmaken. Dit bedoelde ik nou. Als je van te voren weet dat het niet gaat, dan kun je op een bepaald moment de discussie eindeloos voeren en zeggen van ja, we worden het niet eens met elkaar. Nou, als je dan het hoofd erbij neer legt en het ministerie het laat uitmaken, dan wacht je eerst een afwijzing af. Ik vind dat jammer dat het zo is, maar dat was te voorspellen. Ik had het voorspeld. Ik heb overigens begrepen dat de raad of het gemeentebestuur een bezwaar heeft ingediend. Dat kunnen we afwachten en ik vind wel dat we eigenlijk de huisvestingsproblematiek van die tweede openbare school, gezien de situatie, een keer zouden moeten bespreken, maar daar kom ik bij een andere gelegenheid op terug. Ik wilde eigenlijk mede naar de heer Huijpen toe, omdat hij er naar vroeg toen van wat bedoelt u nou? Nou, dat bedoelde ik er precies mee. Het is een feit geworden dat op basis van gewoon rigide bepalingen het gemeenteraadsbe sluit gewoon ter zijde is gelegd en dat is gewoon jammer als je dat van te voren kunt inschatten. De heer HUIJPEN: Ja, ik ben blij met de toelichting van de heer Van Oosterhout. Het is wel laat, maar hij geeft duidelijk uitleg van hetgeen hij toen bedoelde. De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, maar dat ligt aan het ministerie.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 205