-27-
De heer DEN BRABER: Waarom, dat is naar aanleiding van de vraag van de
heer Van Oosterhout en de heer Van Dongen, er verschil zit tussen de oor
spronkelijke raming van 100.000,en 135.000, waar nou definitief
om gevraagd wordt. Dat kan ik alleen maar verklaren omdat ik een onder
bouwing heb van die 135.000, maar niet van die 100.000,die oor
spronkelijk in het investeringsprogramma was opgenomen. De onderbouwing
daarvan is mij niet bekend. Ik weet alleen dat die 135.000,tot stand
gekomen zijn op basis van berekeningen van aanschaf van materialen, van
werk dat er verricht moet worden enz. Op zich is het denk ik een goede
zaak wanneer, want het is niet de eerste keer dat we constateren met zijn
allen dat er verschillen tussen de oorspronkelijke raming en de definitie
ve kredieten, dat we de oorzaken daarvan toch eens onder de loep nemen
en proberen het investeringsprogramma, die zaak wat verder aan te scherpen
Ik denk dat het naar de raad toe in ieder geval wat prettiger is wanneer
je met definitieve voorstellen komt als je kunt zeggen van nou, het kan
nog goedkoper als dat we oorspronkelijk gedacht hadden, dan wanneer het
regel zou gaan worden om meer geld te vragen dan er oorspronkelijk voor
uitgetrokken is. Er is hier sprake van een werkkrediet. Met de commissie
openbare werken heb ik afgesproken dat gezien de meningsverschillen die
er tussen omwonenden toch nog een beetje bestaan over wat er nou precies
moet komen, dat ik met de mensen ga praten over de definitieve inrichting.
Intussen kan dan, zo de raad mij dat toestaat, het krediet naar Den Bosch
toe voor goedkeuring van provinciale zijde. De conclusies van het overleg,
dat ik dus nader ga hebben met omwonenden over die definitieve inrichting,
zullen vervat worden in een definitief uitwerkingsplan. Het is daarbij
mijn nadrukkelijke bedoeling om niet de 135.000,waar ik hier om vraag
om die helemaal op te gebruiken om te kijken wat er nou echt nodig is en
meteen inspeel op een opmerking van de heer Wijnen. Uit informele contac
ten heb ik inmiddels begrepen dat het niet zozeer om speel-werktuigen gaat
maar meer om een speelweide wat men daar zou willen hebben. Dus dat zou
al een paar centen schelen, maar laten we wat dat betreft dat overleg met
die omwonenden toch maar afwachten. Ik heb goede hoop dat ik dat op 11
september in de commissie openbare werken kan brengen en dan precies kan
vertellen wat het nou uiteindelijk gaat kosten.
De heer VAN DONGEN: Ja, voorzitter, dat overleg met de omwonenden, de wet
houder heeft zelf in zijn inleiding bij de voorlichtingsavond de nadruk
gelegd op het feit dat 100.000,in het investeringsprogramma hiervoor
was opgenomen en heeft toen te kennen gegeven dat het daar toch eigenlijk
voor zou moeten gebeuren. De 3 alternatieven die door de gemeenten waren
ontwikkeld, daar was één alternatief bij en dat was ook eigenlijk hetgeen
wat werd voorgelegd aan de omwonenden, wat redelijk in de buurt bleef van
dat bedrag. Toen is dat eigen initiatief van de omwonenden op tafel komen,
dat plan zoals dat uitgewerkt was en dat is natuurlijk prima, de wijze
waarop dat door de mensen zelf bedacht en naar voren gebracht werd. Maar
ik zie nergens terug in de stukken dat er op basis van de kostenschatting
die voor dat plan gemaakt is er enig overleg geweest is met omwonenden
om duidelijk te maken dat dit toch wel duidelijk het bedoelde krediet
overschreed, noch dat ik enige discussie zie over de wijze waarop met in
achtneming en instandhouding van de zeg maar de basis waarop dat plan was
gebaseerd, om daar wat lagere kosten en dus een lagere investering in ge
realiseerd te krijgen. Ik blijf dus aandringen op om in dat gesprek wat
straks komt weer met omwonenden, de omvang van de voorzieningen terug te
brengen op een zodanige manier dat we wat dichter in de buurt van die
100.000,komen. Ik wil dat niet, of ik vind niet dat dat aanleiding
hoeft te zijn om op dit moment tegen dit krediet te wezen. Ik zou de pro
cedure zoals de heer Den Braber zich dat voorstelt best willen volgen,