-21- niet terecht het een te handhaven en het ander na te laten aan de ene kant. Aan de andere kant bereiken de laatste weken met name ons berichten van diverse verenigingen die toch grote problemen begonnen te krijgen en wij zijn op dit moment, omdat we inderdaad niet over, het preadvies daar denk ik duidelijk over, niet over voldoende financiële argumenten beschikken om het ingezette beleid door te zetten. We willen het ook niet helemaal loslaten. Het is een status quo voor een jaar omdat we nu weten dat we dan zeker meer inzicht zullen hebben om de vrijheid te hebben om na dat jaar te bezien in hoeverre en op welke manier we met deze zaak ver der gaan. Maar, mijnheer Huijpen, wat uw contentheid betreft, dat is te recht denk ik. De heer HUIJPEN: Ja, mijnheer de voorzitter, ik heb toch wat moeite met de reactie van de wethouder. Ik heb een concrete vraag gesteld en dat was de onduidelijkheid met betrekking tot de financiële situatie in 1988, was die anders dan nu. Ja, ik vind de reactie en de onderbouwing vind ik zwak hoor, want nogmaals vanuit de commissie en vanuit de raad is regelmatig geprobeerd om goed onderbouwd aan te geven waar we dus mee bezig waren en waar het college dan voor was en de minderheid in de raad tegen en daar is op dat moment niet naar geluisterd, niet op ingehaakt en nou ja, dat betreuren we dan gewoon. De heer VAN OVERVELD: Ja, mijnheer Huijpen, daar wil ik toch nog dit op zeggen. Wij hebben met betrekking tot de voorgaande jaren op verzoek van de adviesraad sport een steekproef genomen bij een vijftal verenigingen om na te gaan wat het effect was van het beleid van de laatste jaren. Het effect was dat er nauwelijks of geen contributieverhogingen waren en dat de ledentallen niet terug liepen, maar toenamen. Het is met name pas de laatste maanden en die vallen dus buiten het onderzochte tijdsbestek, want dat ging tot en met '87 dacht ik. Nou tot en met '87 hadden we die gege vens bij de hand en tot op dat moment was er niets loos bij die steek proef. Pas de laatste maanden bereiken ons die berichten. De heer HUIJPEN: Maar wat is er nu de oorzaak van dat dat pas de laatste maanden gebeurt. Hebt u dan onvoldoende voeling gehouden met de vereni gingen of wat is daar dan de reden van? De heer VAN OVERVELD: Ik denk het niet. Maar wat daar de reden van is dat moet u aan de verenigingen vragen. Dat weet ik niet. De VOORZITTER Goed, ik neem aan dat al diegenen die gezwegen hebben in deze discussie samen met de enthousiaste VVD zich met het voorstel kunnen verenigen. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 22. Voorstel tot vaststelling van het plan nieuwe scholen als bedoeld in artikel 53 van de Wet op het basisonderwijs voor de periode 1.8.1990 tot 1.8.1992 De heer WIJNEN: Mijnheer de voorzitter, in eerdere vergaderingen rond deze tijd van het jaar hebben we over het plan voor de scholen gesproken en wij hebben enkele jaren geleden op basis van de aangeleverde stukken kun nen constateren dat er eigenlijk onvoldoende onderbouwing heeft plaatsge vonden van de besluiten om een tweede openbare school te vestigen. Dat was toen niet gebeurd. Op dit moment constateren we dat er gewoon het standpunt wat eerder is ingenomen gecontinueerd wordt en wij hebben van onderbouwing niks gemerkt, niks vernomen. Als er geen verdere onderbouwing is gebeurd dan zouden we zeggen van dan blijft ons standpunt ongewijzigd

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 147