-8-
huisvesting voor kring Br. Christofoor, ja, dan kun je natuurlijk toch
wel aanvoelen dat dat enige verwantschap met de heemkundige kring verraadt
Dus ik denk dat ze er best bij betrokken zijn. Ik wil de mogelijkheid op
zich wel eens bezien, maar misschien vinden ze het niet eens leuk, want
dan kunnen ze niet meer meedoen met het inzenden van de namen.
De heer HUIJPEN: Mijnheer de voorzitter, het is de vraag of dat we dus
iedere keer een prijsvraag uitschrijven. Dat is één en twee, ik begrijp
dat u het best wel eens wilt overwegen en nou, dat is dan interessant om
dat te horen en dan wachten we daar het resultaat dan maar van af.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor de koffiepauze.
Na opheffing van de schorsing stelt de VOORZITTER aan de orde:
15. Voorstel tot het niet—ontvankelijk verklaren van de Watersportvereni
ging "Oudenbosch" in haar bezwaren tegen het besluit van 16 maart 1989
tot vaststelling van de verordening "Havenverordening gemeente Oudenbosch"
De VOORZITTER: Ik stel u voor allereerst de discussie toe te spitsen op
de vraag van de ontvankelijkheid, want daarmee staat of valt natuurlijk
toch de rest van de benadering.
De heer WIJNEN: Mijnheer de voorzitter, in het preadvies wordt geconclu
deerd dat de havenverordening een besluit is van algemene strekking. De
CDA-fractie heeft de indruk dat de verordening naar de vorm wel een be
schikking is van algemene strekking, maar naar de inhoud bezien hebben
wij sterk de indruk dat het wel gaat om een beschikking die geheel gericht
is op de positieve kant voor de erfpachter. De aanleiding en de gebeurte
nissen die met de totstandkoming gepaard gingen wijzen daar volgens ons
op. Ten aanzien van enkele argumenten die genoemd zijn in de onderbouwing
van het ontwerp-besluit daar hebben wij nog wel wat vragen en bedenkingen
over. Zo was, in het ontwerp-besluit staat dat er een totaal gedegen en
uitgewerkt plan voorgelegd is door de betreffende erfpachter. Wij hebben
toch moeten concluderen dat in ieder geval in de eerste vergadering er
geen bestek was en in de tweede vergadering ook niet. Dan wordt er gezegd
dat in het resterende deel van de haven voorzover dat niet aan de erfpach
ter zou gaan behoren geen boten zouden kunnen worden aangelegd. Dat is
in strijd met artikel 4, vierde lid, want daar wordt dan weer een uitzon
dering gemaakt voor zover dat dat de eigenaren betreft. Dus daar zou het
dan weer wel kunnen. Opmerkelijk vind ik ook dat er nu gezegd wordt van
dat kan eigenlijk niet uit technisch oogpunt, dus de doorvaart zou ge
stremd worden. Dat argument is eigenlijk ook nooit eerder ter sprake geko
men. Dat staat hier voor het eerst in het ontwerp-besluit. Dan moet ik
er toch op wijzen dat de wijziging van de havenverordening gebeurd is op
nadrukkelijke voorwaarde van de erfpachter zoals uit eerdere stukken die
we hier ter inzage hebben gehad bij de voorbereiding van de voorafgaande
raadsagenda is gebleken en het ging dus niet om de openbare orde en vei
ligheid, zoals in het ontwerp-besluit is genoemd. Dat er sprake is van
een ontheffingsmogelijkheid in de verordening, dat klopt, die staat er
in, maar die is niet toegepast, moeten we toch concluderen. Als er een
samenhangend beleid zou zijn dan zou die wel toegepast moeten zijn in het
geval van de aanvrager die eerder met zijn verdelingsplan kwam van zijn
perceel aan de Standdaarbuitensedijk. Toen is er gezegd ja, die man mag
daar geen ligplaatsen exploiteren, alleen één of twee staat er in de be
treffende brief aan de betreffende verzoeker en nu staat er dan dat iedere
eigenaar dat zou kunnen. Nou, zijn plan en dat schijnt ook op het gemeen-