-27-
had voordat we vanuit welzijn of vanuit de adviesraad sport, waar het dan
eigenlijk, vind ik, nog meer thuishoort, voordat daar van die kant uit
een oordeel was gegeven. Ja, dat loopt dan soms een beetje door elkaar
gezien de tijden waarop men bij elkaar komt. Ik denk dat op zich het goed
zou zijn om de voorstellen nadat ze door de adviesraad sport zijn behandeld
dat die verder nog doorgaan naar de welzijnscommissiealleen als we dat
nu weer hadden gedaan dan vrees ik dat we te laat zouden zijn met het aan
de gang gaan en dan kom ik tegelijk in botsing met datgene wat de heer
Van Hoek voor ogen staat, namelijk op dit moment zo snel mogelijk beginnen.
In ieder geval wordt geprobeerd om ook de commissie welzijn daar de gele
genheid te geven om nadat de adviesraad voor sport zijn zegje heeft gedaan
ook nog een keer zich over hetzelfde te buigen. Ik bestrijd overigens de
opmerking van de heer Van Dongen dat de adviesraad in te gering getal aan
wezig zou zijn geweest. De adviesraad telt op dit moment drie leden, plus
een voorzitter, plus een secretaris, waarvan één lid afwezig was, dat be
tekent dat 2/3 wel aanwezig was. Daarmee denk ik dat ik op alle opmer
kingen ben ingegaan.
De VOORZITTER: Ja, maar voor de duidelijkheid, mijnheer Van Hoek weet dat
wel, maar om te voorkomen dat er een verkeerd beeld naar buiten ontstaat,
zo snel mogelijk betekent wel na goedkeuring van het krediet door gedepu
teerde staten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
22. Voorstel tot het niet—ontvankelijk verklaren van een verzoek ex arti
kel 74 Wet op het basisonderwijs inzake brandpreventieve voorzieningen
Mariaschool
De heer HUIJPEN: Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik wou er een opmer
king, een kanttekening bij plaatsen. Ik denk dat het goed is om ons te
realiseren dat de Mariaschool een van de moeilijkste bereikbare scholen
is voor de brandweer. U stelt dat ook eigenlijk al min of meer aan het
einde van het preadvies dat u een aarftal zaken dus onderkent, maar mijn
fractie spreekt de hoop uit dat er goede instructies richting brandweer
gegeven zijn ingeval er ooit iets gebeurd.
De heer VAN LEEUWAARDEN: Ja, mijnheer de voorzitter, akkoord met het voor
stel. Alleen naar aanleiding van de laatste alinea een vraag. U maakt de
verwijzing naar artikel 71 uit de Wet op het basisonderwijs. Betekent dat
dat u gaat zoeken naar tijdelijke huisvesting in andere lokaliteiten?
De heer VAN OOSTERHOUT: Voorzitter, ons geldt in deze problematiek, die
toch blijkbaar niet zo eenduidig is op te lossen, geldt dat wij meegaan
met het voorstel zoals het hier staat en nadrukkelijk het college meegeven
dat er in onderhandeling gezocht wordt naar een afdoende oplossing ter
voorkoming van problemen en waar dat geld dan ook even vandaan komt. Ik
denk dat we daar ook als raad een verantwoordelijkheid in hebben, maar
wel zullen er pogingen in het werk gesteld moeten worden om het te verha
len waar het verhaald moet worden, want het kan natuurlijk niet zo zijn
dat het ministerie in deze zijn verantwoordelijkheid ontloopt en de raad
alleen de verantwoordelijkheid kan hebben. Maar hoe dan ook, er moet een
oplossing komen voor deze problematiek. Dat deel ik overigens met het col
lege.
De heer VAN OVERVELD: Ten aanzien van het moeilijk bereikbaar zijn van
de school voor de brandweer moet ik zeggen dat ik denk dat dat wel meevalt
in de praktijk, hoewel ik dat vanaf deze stoel niet zo kan zien. Aan de