-15- De heer WIJNEN: Nou, dit gaat meer om Kijk, het gaat niet om het be lang, de schade, het gaat om de procedure, of er overeenstemming is be reikt in meerdere omstandigheden om zo en zo het bestemmingsplan te han teren. Het gaat niet om, dat wil ik nog wel even herhalen, niet om de aan vragen, het gaat om het toepassen van de procedure en die verdient niet de schoonheidsprijs. Dat is eigenlijk het probleem. De heer VAN DONGEN: Mag ik ook even naar de heer Van Oosterhout toe. Hij wekt de suggestie dat sommigen van de sprekers de voorliggende stukken niet precies zouden hebben gelezen. Dat zou ik toch wel even recht willen zetten. Ik denk alleen dat er verschil bestaat over de mening over de in terpretatie van de verschillende stukken en het feit dat er een verschil lende interpretatie mogelijk is onderstreept juist onze argumenten. Verder zou ik het voorbeeld wat hij aandraagt met betrekking tot vestiging van winkels willen klassificeren als een bewijs uit het ongerijmde in deze. De VOORZITTER: Maar dat hadden we ook niet nodig. De parallel die de heer Wijnen legt met het betrokken zijn bij het tot stand komen van het plan en het daaruit afleiden van het hebben van een belang is denk ik niet juist. Het bestemmingsplan Buitengebied in zijn algemeenheid is een niet Arob-gevoelige zaak, voor zover dat nog van belang zou kunnen zijn. Het is een plan waarbijof het is een besluit in de sfeer van de ruimtelijke ordening, waarbij wij inmiddels De heer WIJNEN: Het gaat om een vestigings De VOORZITTER: Nee, wacht nou, ik mag het afmaken. Het gaat om een besluit in de sfeer van de ruimtelijke ordening, waarbij we inmiddels via een in spraakverordening regeling hebben gegeven aan het betrekken van belang hebbenden. Vroeger was dat alleen maar via ter visielegging en beroeps procedures, bezwaarschriftenprocedures. Inmiddels hebben we ook een in spraakverordening en in het verleden zochten we dan naar een alternatief daarvoor. Dat hebben we in 1976/77 als alternatief voor gevonden het in schakelen van het bestuur van de NCBbijgestaan door adviseurs uit Til burg. Maar dat wil niet zeggen dat ze daarmee ook belanghebbende zijn ge worden bij het toepassen van het bestemmingsplan, althans niet belangheb bende in de zin van de Wet Arob, want al kun je bij de invoering van de wet spreken over een ruimhartige rechtsbescherming die de bedoeling is, ik denk niet dat het zo ver gaat dat je daarmee ongelijkheid van burgers of van organisaties van burgers in het leven wil roepen. Ze moeten wel allemaal op dezelfde manier behandeld blijven worden. Dus al heb je in eerdere instantie enige betrokkenheid bij de totstandkoming gehad. Dat maakt je niet anders dan de anderen bij de toepassing. Nou, met betrekking tot de toepassing is denk ik de uitspraak van de Raad van State duidelijk, dat is de afdeling waarover de minister ook spreekt bij de invoering, die heeft in de loop der jaren zijn ruimhartigheid met het toepassingsgebied van de Wet Arob heel duidelijk beleden. Er zijn veel annotaties ook waarin verwondering wordt geuit over het feit dat men er een zo ruime uitleg aan gaf en in deze uitspraak van 1986, die vorig jaar is gepubliceerd, daarmee aangevende dat het tot op dat moment in ieder geval constante jurispru dentie is, in deze uitspraak is zonder enige reserve, aanhakend bij de doelstelling van de NCB, gezegd dat dat geen rechtstreeks belanghebbende is bij maatregelen in de sfeer van de ruimtelijke ordening. Ik denk ook dat het, dat naar de heer Van Dongen toe, niet kan worden afgedaan als jurisprudentie in een specifiek geval. Ik denk dat het een hele algemene overweging is, die hier op een soortgelijk geval op precies dezelfde wijze toepasselijk is. Het gaat om de achtergronden van de organisatie en het beroep wat men daarna beoogt te doen. Dus ik denk dat wij tot dezelfde

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1989 | | pagina 103