-6- afgelopen periode op de principiële kant van het geheel en in feite te wei nig of te veel voorbij zijn gegaan aan datgene wat de samenwerking op dit terrein, waarvan overigens ook in de 4e Nota Ruimtelijke Ordening sprake is heb ik begrepen, kan genereren aan ekonomisch resultaat voor het West- Brabantse en ook voor Oudenbosch en ik denk dat dat niet alleen op de lange termijn is, maar wellicht al op de middellange, zelfs op de korte termijn kan. Het plan Hoogenberk heeft misschien een laatste aanzet gege ven tot een, laat ik zeggen een wat omwenteling ineens met betrekking tot de idee die wij ten aanzien van de stichting vaarroute binnenwateren West- Brabant hebben. Daarin wordt heel positief gesproken over de toeristische mogelijkheden die onze gemeente heeft en ik denk dat het goed is, althans mijn fraktie zal dat in de toekomende tijd in ieder geval vanuit die op tiek beoordelen, dat we een positieve, zeer positieve houding hebben ten opzichte van de mogelijkheden die er op toeristisch terrein liggen en ik vraag eigenlijk aan het college om mede op grond van datgene wat daar in de nota Hoogenberk van gezegd is dat ook over te ne men en op dit terrein in de nabije toekomst te komen met een beleidsnota waarin eens wordt samengevat wat wij op dit terrein te bieden hebben, wat we kunnen en wat we in gezamenlijk verband, wellicht met streekgewest, WV etc., voor Oudenbosch aan ekonomische aktiviteiten, rekreatieve akti- viteiten kunnen kreëren. De heer VAN DONGEN: Ja, voorzitter, zoals de heer Den Braber al zei een gebed zonder einde is dan toch tot een einde gebracht en wat ons betreft is het verhoord. We zijn uiteraard blij met het voorstel, waar we zelf ook al lang op aangedrongen hebben om deel te nemen aan de stichting. In aansluiting op waar met name de heer Wijnen op aandringt, zou ik toch eigenlijk ook willen aandringen op een meer aktievere houding als het voorstel zoals dat hier onder punt b wordt verwoord, waarin de aanleg van het aanlegplaatsenplan ter diskussie gesteld wordt op het moment dat hier voor een rijkssubsidie wordt toegekend. Ik zou wel graag willen weten of er enig nader nieuws is over de huidige visie van de centrale overheid in deze. Maar helemaal los daarvan zou ik toch graag zien, mede in het licht van de ontwikkelingen die ons de afgelopen maandag in de commissie stadsvernieuwing zijn medegedeeld, dat op zo kort mogelijke termijn hetzij in de commissie stadsvernieuwing, hetzij in de commissie openbare werken en ruimtelijke ordening eens van gedachten gewisseld gaat worden over ahoe konkreet eigenlijk dat aanlegplaatsenplan er nou uitziet, want de details zijn mij althans niet bekend en hoe dat spoort met die andere ont wikkelingen en ja, hoe ook die nieuwe ontwikkelingen eventueel in die rijkssubsidie in te passen zijn, of in het vaarrouteplan in te passen zijn De VOORZITTER: Mag ik beginnen met de heer Den Braber te beantwoorden. Ja, als je nou het woord gebed gebruikt in de aanhef dan zou ik zeggen het ziet er gelukkig naar uit dat het gebed wel verhoord is, want ons lijkt in ieder geval bespaard te worden, ik kom daar direkt op terug, dat zaken die financieel niet voor rekening van de gemeente behoren te komen toch hier betaald zouden moeten gaan worden. Met betrekking tot de periode waarvoor de stichting wordt opgericht is het zo dat men er nadrukkelijk slechts naar streeft om voor een gesubsidieerde periode het management te leveren zoals dat nu gedaan wordt. De voorzitter van de stichting heeft me dat vanmiddag nog eens nadrukkelijk bevestigd. Zo zijn de afspraken gemaakt. Dus het is niet zo dat er, tenzij we daar later toe besluiten, een automatisme is van het voortzetten van de samenwerking uitsluitend voor rekening van de gemeenten. Hij zei vanmiddag zelfs dat hij vond dat voortzetting eigenlijk alleen maar kon als ook de provincie weer zou mee doen. Of hij aanwijzingen had dat de provincie daartoe bereid was heb ik hem verder niet gevraagd. Ik dacht dat het ook een beetje buiten het kader

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 98