-5- dat wij principieel weigerden om mee te betalen aan de hoge brug bij Steen bergen. In het preadvies staat dat gelet op de huidige stand van zaken een bijdrage niet meer nodig zal zijn. Uit de stukken heb ik nergens kun nen vinden wanneer deze ontwikkeling, deze nieuwe ontwikkeling, zich heeft voorgedaan en hoe er die dan uitziet. Dat zou ik toch wel graag toegelicht krijgen. De VOORZITTER: Ik had eigenlijk voordat ik begon nog iets namens het col lege moeten zeggen, maar ik wilde u er niet voor onderbreken. U hebt mis schien in de toelichting op het laatste stuk wat er ter inzage lag gezien dat het toetreden tot de stichting betekent bijdragen in de exploitatie en aanwijzen van een bestuurslid en ik wou u voorstellen, want dat is de bevoegdheid van de raad, ik wou u namens het college voorstellen om mij als portefeuillehouder voor toerisme aan te wijzen als bestuurslid. Maar dat wilt u dan wel in tweede instantie meenemen. De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, de CDA-fraktie is gaarne be reid dit voorstel te steunen. We hebben al eerder aangedrongen op het ont wikkelen van een eigen visie op onze haven. Het vaarrouteplan zoals dat in gezamenlijk overleg is tot stand gekomen biedt daartoe de mogelijkhe den en biedt de mogelijkheid ook om toeristisch gebruik en inrichting van de haven te gaan bevorderen. Ik wijs u nogmaals op de 4e Nota Ruimtelijke Ordening. Daar is een hoofdstuk in opgenomen van Nederland Waterland en als je dan ziet De VOORZITTER: Daar staat niets over West-Brabant in hè. De heer WIJNEN: Jawel, daar staat een kaartje in wat een verbinding aan geeft tussen de gebieden in het zuidwesten van Friesland en noord-west Overijssel en verder een verbinding via het IJselmeer, via de Zuidholland se wateren naar de Biesbosch en het gebied de Delta van Zeeland om het zomaar uit te drukken. In dat verband is het denk ik toch van belang dat wij de mogelijkheden aangrijpen die op langere termijn door de overheid als ja, exploitabel worden gezien om te gaan proberen daar gebruik van- te maken en aansluiting bij te vinden. In dat verband nogmaals van groot belang het ontwikkelen van een eigen visie op wat er in onze haven moet gebeuren. De heer Den Braber heeft er al op gewezen dat binnen het college daar blijkbaar ook al gedachten over ontstaan zijn om het hele havengebeu- ren nog eens van begin af aan te bekijken en te gaan zien wat voor voor waarden er geschapen moeten worden om een toeristische ontwikkeling in dat gebied mogelijk te maken. De heer VAN OOSTERHOUT: Voorzitter, de economische betekenis van het vaar routeplan West-Brabant is eigenlijk best groot. In een van de uitgaven van de VVV heb ik in het begin van dit jaar gelezen dat daar in 1985 al een omzet mee gemoeid was van pakweg 83 miljoen gulden en met name in de dagrekreatie zou dat al 56 miljoen aan dagtochten betekenen. Qua werkgelegen heid zou dat betekenen 700 mensjaren, direkte werkgelegenheid in 300 mens jaren, indirekte werkgelegenheid. Al die tijd dat er gesproken is hier over deelname aan het vaarrouteplan hebben wij ons gefixeerd op een vrij principieel punt, namelijk het punt met betrekking tot de kosten die het verhogen van de brug bij Steenbergen voor onze gemeente zouden hebben en die eigenlijk voor ons principieel niet aanvaardbaar waren. Dat probleem lijkt opgelost. Ik had met de heer Den Braber de vraag waar dat precies in schuilt. Zit dat in mindere kosten of op welke andere manier is dat opgelost, want ik heb eerder begrepen dat van de zijde van de hogere over heid geen meer-bijdrage te verwachten viel. Maar ik vind eigenlijk dat we misschien en dat is dan toch eigenlijk een beetje een retorische vraag misschien ook aan onszelf, misschien teveel gefixeerd zijn geweest in de

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 97