-12- len, maar die ketel is in het ongerede geraakt, afgeschreven, de noodzaak dient zich aan, dan moet je voor het volledige bedrag denk ik op basis van artikel 74 die vergoeding versterken. Nou, dus het lijkt mij dat wij er toch weinig moeite mee moeten hebben om hier mee te gaan met het voor stel wat de heer Van Dongen en ik hebben gedaan. De heer VAN DONGEN: Ja, ik kan het ook omdraaien. De VOORZITTER: Dan gaat u een pleidooi houden voor het standpunt van het college. De heer VAN DONGEN: Nou, ik zal u vertellen waar ik nu een pleidooi voor ga houden. Kijk, die ketel is in 1973 aangeschaft. Als die 20 jaar af schrijvingstermijn van 20 jaar zou gelden dan zou dat betekenen dat hij pas in 1993 afgeschreven zou zijn. Ondertussen is het 1988 en heeft dus de regeling gegolden tot aan 1985, dus de school heeft 12 jaar kunnen re serveren en de resterende 8 jaar zouden dus eigenlijk onder de nieuwe regeling vallen. Dan zou je dus kunnen beredeneren, want je kunt dus alle kanten uit met dit systeem, dat slechts 12/20 voor rekening van de school zou behoeven te zijn en dat 8/20 voor rekening van de gemeente zou moeten genomen worden. Je kunt toch niet in alle rede verwachten dat een afschrij ving gaat beginnen voor het moment van de feitelijke aanschaf. Dus dat tijdstip van 1973 dat staat mijns inziens vast. De VOORZITTER: Ja, maar om nu over fiktieve termijnen die feitelijk niet verstrijken, afschrijvingsbedragen te gaan meenemen en die voor rekening van de gemeente te nemen, lijkt me toch ook niet de intentie van het systeem. De heer VAN LEEUWAARDEN: Kunt u nog rekenen, reken dan mee, zou ik zeggen. Maar, ik wou meer geen rekensom meer toevoegen. Ik moet zeggen het verhaal van de heer Van Oosterhout klinkt mij alleszins redelijk in de oren, maar we moeten ons wel realiseren dat het verschil tussen 3/15 en 3/20 volledig voor rekening van de gemeente komt. Dus we moeten dat denk ik toch nog eens een keertje nader bezien en kijken wat daar de konsekwenties van kun nen zijn. We kunnen natuurlijk met apparatuur die een hele lange afschrij vingstermijn heeft nog heel lang met dit probleem blijven zitten. De VOORZITTER: Ja, ik denk dat je voor beide oplossingen een pleidooi kunt houden. Het ligt er aan aan welke kant je begint. Begin je met de oude wetgeving, dan kom je op het een uit, begin je met de andere wetgeving dan kom je op de andere uit. Ik begrijp dat de meerderheid van de raad eigenlijk geporteerd is voor het voorstel Van Dongen/Van Oosterhout. Zou ik dit aan u mogen voorstellen, want het heeft een precedentwerking en ik denk dat we wat dat betreft reuze voorzichtig moeten zijn, dat wij het voorstel overnemen zoals dat hier wordt gedaan, maar dat we voordat we tot de ten uitvoerlegging over gaan, dus voordat we het mededelen, bij de Vereniging van Nederlandse Ge meenten verifiëren of we daarmee niet diegenen die bezig zijn met het for muleren van overgangsregelsvan toepassingsregels, fors in de wielen rij den. Want ik denk dat we anders nu ons doel voorbij schieten. Zou u zich daarin kunnen vinden De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, ik denk dat er een probleem is. Voorzover ik heb begrepen komen er geen overgangsregels en wordt het overgangsrecht geschapen via de jurisprudentie. De VOORZITTER: Nou ja, goed, de overgangsregels die dan wat informeel van karakter zijn, maar die toch worden toegepast en waarbij de VNG als de standaard-adviseur in dit soort kwesties gemeenten van een advies zal dienen.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 55