-10-
latie in principe 20 jaar is, maar de ketel is pas in 1973 aangeschaft
en dan kunt u toch moeilijk van net bestuur van de school verwachten dat
die al in 1968 zouden zijn begonnen met de afschrijving van die instal
latie. Een installatie die ze dus pas 5 jaar naderhand hebben aangeschaft.
Dus die verhouding 18/20 die klopt naar mijn idee niet, dat zou 13/15
moeten zijn. De ketel is 15 jaar oud, de regeling is 2 jaar geleden ver
anderd, dus het bedrag wat voor rekening van de school zou moeten komen
zou 13/15 moeten zijn.
De heer VAN OOSTERHOUT: Voorzitter, bij een vorige gelegenheid hebben we
ik meen in de commissie algemene en bestuurlijke zaken een diskussie gehad over
het feit dat wij in dit soort aangelegenheden de Wet op het basisonderwijs
als leidraad zouden moeten nemen. Dat ging toen om het inrichten, of het
deels inrichten van een gymnastieklokaal wat daarbij als agendapunt aan
de orde was. Hier worden we eigenlijk in de raad met een eerste voorstel
gekonfronteerd waarbij naar het oordeel van het college twee wetgevingen
van toepassing worden verklaard daar waar het gaat om de financiering.
Enerzijds de Wet op het Lager-onderwijsdie gold tot 1985 en de Wet op
het basisonderwijs, die gold en die geldt vanaf 1985 tot en met nu. Ik
denk dat wij in de komende jaren steeds voor dit soort problemen komen
te staan, waarbij als we in 1990 ergens nog een dak moeten vernieuwen moe
ten gaan uitrekenen hoeveel op termijnen daarvan onder de oude wetgeving
en hoeveel termijnen er onder de nieuwe wetgeving zullen vallen. Mij lijkt
dat een bijzonder slechte zaak. Ik denk dat we zo ook niet moeten werken
en mij hebben stukken bereikt waaruit blijkt dat het alleszins diskutabel
is of een gemeente en wij zijn of wij stellen u ook voor om op deze wijze
de Wet op het basisonderwijs moeten uitleggen. Kijk, het is best, als u
zegt in het verleden zou er een mogelijkheid zijn geweest tot het vormen
van reserves, dan is die mogelijkheid er in principe geweest. Naar de
letter van de Wet L.O., lager onderwijs, zou dat niet hebben gekund, want
dan zou er geen reservering hebben kunnen plaatsvinden. Er is in het ver
leden gereserveerd denk ik voor de openbare school, dus er zal sinds de
openbare school hier bestaat in de bedragen die vergoed zijn ook een stuk
je reservering kunnen zitten naar de andere scholen toe, maar of dat voor
de hele periode heeft gegolden is nog maar de vraag. Dus of er ook gere
serveerd is moeten we dan in elk geval nog even buiten beschouwing laten
omdat we dat niet zeker weten. Dat komt wellicht ook omdat de scholen zelf
nooit de stukken hebben laten inzien, want dat zou wat dat betreft toch
een stukje duidelijkheid geven, dat moet ik er natuurlijk aan toevoegen.
Er staat echter en dan kom ik toch terug bij het punt wat de heer Van
Dongen had net, namelijk de afschrijvingstermijn. Er staat echter dat als
je de Wet op het basisonderwijs toepast dat de afschrijvingstermijn is
die termijn die er werkelijk gehaald is. Dus het criterium wordt de nood
zaak moet aanwezig zijn en niet theoretische levensduurZou de Wet op het
basisonderwijs op dit moment, zoals wij dat in eerdere instantie hebben
gezegd als uitgangspunt moeten dienen dan zou je nu op grond van die wet
moeten zeggen nou, gemeente vervangen. Dan moet je niet zeggen van nou,
eigenlijk nog een oude wet en die heeft ook gegolden, want naar mijn ge
voel hinkel je dan op twee benen. Ik denk dat dat voor dit moment wat te
ver gaat. Ik wil best meedenken met het college, maar vanwege het feit
dat die afschrijvingstermijn die termijn is die werkelijk heeft gegolden
wil ik met het voorstel van de heer Van Dongen meegaan door vanaf 1973
tot 1985 12 jaar te rekenen en vanaf '85 tot '88 drie jaar te rekenen,
want eer het voorstel zover is kom je op die 15 jaar en dan 3/15 deel voor
de gemeente te nemen en 12/15 deel te laten voor de andere of te laten
voor de periode waarvoor de l.o. gold. Nogmaals, ik vraag me af of dat
echt zo zou moeten, maar ik vind het een betere oplossing dat zo te doen.