-6- De heer DEN BRABER: Ja, de wethouder die reageert met de raad heeft op 3 september besloten dat er maximaal 10 lokalen zouden komen in De Regen boog, maar de raad had op dat moment toen zij dat besluit nam geen kennis van de toestemming van de inspekteur dat De Regenboog eventueel een derde groep zou kunnen plaatsen voor een jaar. Ik denk dat dat wezenlijke infor matie geweest zou zijn op dat moment die mogelijk de keuze van de raad op 3 september beïnvloed zou hebben en op dit moment komen pas die brieven boven tafel omdat die hoorzitting is geweest. De VOORZITTER: Ik denk het niet. Ik denk dat u daar ongelijk in hebt. Er was een nadrukkelijk streven en dat was vanaf april vorig jaar ongeveer vast te stellen of er een voldoende basis was om te komen tot een tweede openbare school. Dat hebben we op een goed moment geobjektiveert en toen hebben we gezegd als er ik meen ten minste 16 lokalen nodig zijn voor het openbaar onderwijs dan achten we een draagvlak aanwezig voor een tweede openbare school. Dat is de reden geweest en niet welke randvoorwaarde, die overigens van tijdelijke aard was ook, dat is de reden geweest om te zeggen wij laten de school niet groeien verder dan 10 lokalen en voor de rest gaan we zoeken naar een nieuwe school. We beginnen met dependancevor ming om te zorgen dat die school niet een breder geheel wordt dan die 10 lokalen. Maar, laten we praktisch zijn. Ik denk dat we de diskussies met elkaar in het afgelopen half jaar duidelijk genoeg gehad hebben. Ik stel voor dat we besluiten zoals er staat en de zaak ter afhandeling in handen van B W te stellen. De heer VAN LEEUWAARDEN: Ik wilde nog wat meer vragen stellen, want we zijn afgegaan op de inhoud waar we nu het bezwaarschrift voor hebben lig gen. Het gaat erom of we de zaak al of niet honoreren en de vraag spitst zich op dit moment toe van is de termijn De VOORZITTER: Ja, er zijn twee problemen. Het besluit van 3 september was niet het besluit waar het bezwaarschrift van de medezeggenschapsraad betrekking op heeft. Dat is duidelijk, ze geven het ook aan, het besluit dat handelt over de dependancevorming en dat is dat besluit van 8 septem ber, dus dan moet je daarvan verder uitgaan enfin, dan val ik in herhaling de datum van 8 september is maar bijkomstig, omdat het gaat om het moment waarop men er kennis van heeft kunnen nemen. De heer VAN LEEUWAARDEN: Wanneer hebben ze daar kennis van kunnen nemen De VOORZITTER: Nee, maar dan krijg je de vraag wie is bevoegd om dat te beoordelen en dat is denk ik niet de raad, maar dat is het college van B W, want Arob-besluiten tegen het college van B W die worden behan deld door het college van B W. Zo staat het in de wet Arob. De heer VAN LEEUWAARDEN: Het bezwaarschrift is gericht aan de raad heb ik het idee. De VOORZITTER: Ja, maar er wordt juist op geattendeerd dat dat eigenlijk bij het verkeerde adres is. Dus wordt er, dat is de reden waarom er niet via een agendapunt wordt behandeld, maar bij de lijst van ingekomen stuk ken en dat is de reden dat het advies niet een inhoudelijk advies is maar een procedureel, namelijk raad het is aan u gericht, maar stel het in handen van B W ter afhandeling. Want het richt zich niet tegen het be sluit van 3 september van de raad, maar het richt zich tegen een B W- besluit. De heer VAN LEEUWAARDEN: Was het dan niet fatsoenlijk geweest, nu u toch het besluit zelf heeft genomen, om ook dan per omgaande de MR in te lich ten over het standpunt van B W in deze

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 49