-4- dan vind ik dat zij vrij snel reageren door op 12 december een brief hier neer te leggen, waarbij ze een beroep doen op de Arob-wet. Wat de termijn betreft denk ik dat ze waar mogelijk desalniettemin voldaan hebben, want voor het eerst horen zij eigenlijk van dependancevorming officieel, monde ling dan in een gesprek met de wethouder. Verder denk ik naar de inhoud toe dat het toch belangrijker is dat we toch het antwoord weten van de MR op de brief die u op 3 maart gestuurd heeft. De brief zat erbij, het antwoord heb ik niet kunnen vinden. Daar vraagt u naar het waarom van het overschrijden van de termijn. Verder heb ik gemist in de stukken de beant woording van de vraag die de heer Den Braber daar gesteld heeft en dat betrof de inrichting van het spellokaal. De MR claimt dat daar toestemming voor was van de inspekteur. Er wordt ook in een van de stukken gezegd dat moet nagezocht worden en de stukken zouden of de brieven daarop betrekking hebbend zouden worden bijgevoegd bij de stukken die voor deze raadsverga dering ter inzage zouden worden gelegd voor ons. Die heb ik gemist en ik denk dat daar ook een deel van de besluitvorming van afhankelijk is. De VOORZITTER: Daar wilde u het bij laten De heer VAN LEEUWAARDEN: Er is maar één termijn zegt hier iemand naast mij, is dat juist De VOORZITTER: Nee, nee. Normaal gesproken zou je zeggen de stukken die thuis horen in handen van het college van B W heb je helemaal geen ter mijn nodig, want dat laat je dus aan B W over. Het woord is aan de wet houder. De heer VAN OVERVELD: Ja, ten aanzien van deze hele kwestie wordt het naarmate de tijd verstrijkt vaak onduidelijker hoe het nou zat, alhoewel in mijn ogen steeds duidelijker wordt dat een aantal zaken door elkaar zijn gaan lopen. Zowel hier in dit huis als bij de MR zelf. Louter proce dureel bekeken verzet de MR zich tegen het raadsbesluit van 3 september en tekent daar een bezwaar tegen aan. Dat doet zij op 12 december. Dat is te laat volgens de regelen der kunst. In dat bezwaar maakt men bezwaar tegen het feit als zou er tot dependancevorming zijn besloten. Dat is niet zo. In de raad van 3 september is besloten dat er niet meer dan 10 les lokalen in gebruik zouden zijn op De Regenboog en dat heeft als automa tische konsekwentie dat voor de elfde groep het college een andere oplos sing moest zoeken. Het feit of er nee, hoeveel klassen, groepen er in een bepaalde school komen dat is hier in de raad uitgesproken. De lokatie voor de dependance is een kwestie van B W. Deze dingen zijn door elkaar gaan lopen in alle mogelijke brieven en verhalen en dat heeft de zaak enorm verward in mijn ogen. U vraagt ook nog naar de toestemming van de inspek teur. Die toestemming is bij mijn weten mondeling gegeven. Dat is al ja, geruime tijd geleden gebeurd, in een gesprek met de direkteur overigens, dus die informatie heb ik niet van de inspekteur zelf. De heer VAN LEEUWAARDEN: Zou het dan niet in het kader van deze behande ling zinnig zijn geweest om bij de inspekteur na te vragen of deze monde linge toezegging echt gedaan is Nu zitten we toch met een verhaal van de MR dat die toezegging er is en ja, die moeten we dan toch aannemen. Ik ben best bereid dat te doen, maar is iedereen daartoe bereid De heer VAN OVERVELD: Nou, de kwestie is gewoon, de raad heeft zich op 3 september uitgesproken voor niet meer dan 10 groepen in De Regenboog en dat is een duidelijk gegeven voor mij om dat uit te voeren en dat be tekent de elfde groep dus niet meer. Dus dan komt die inspekteur ook niet direkt in beeld voor mij

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 47