-31- stuk van de problemen die de VVD-fractie heeft met de begroting. Het is een essentieel onderdeel daarvan. Het gaat ons om het principe en natuur lijk niet om verenigingen of wat dies meer zij. Het zou wanneer het zo geïnterpreteerd wordt een totale verkeerde voorstelling van zaken zijn. De bedoeling van onthouding is dat het duidelijk een signaalfunctie naar het college heeft. Er zijn indertijd afspraken gemaakt met betrekking tot de evaluatie. Die is er tot op dit moment stellen wij vast nog niet ge weest. Er zijn allerlei argumenten voor te bedenken waar we tot op bepaal de hoogte goed begrijpen wel begrip voor kunnen hebben. Anderzijds is het zo dat dat een verantwoordelijkheid van het college, een primaire verant woordelijkheid van het college is. Wij kunnen er niks aan doen dat dat tot op dit moment niet gebeurd is. Een aantal zaken zouden dus in die eva luatie meegenomen dienen te worden volgens onze visie en dat is met name dus prioriteitenstelling en dan verval ik dus in herhaling, het welzijns werk gebaseerd op de belangenloze inzet van vrijwilligers enz. De heer VAN OVERVELD: Ik neem daar kennis van, mijnheer Huijpen, maar de switch binnen een maand van het een naar het ander standpunt ten aanzien van welzijn, is voor mij in ieder geval wat merkwaardig. De heer HUIJPEN: De begroting is daar de aanleiding toe en ik heb De VOORZITTER: U heeft het toegelicht, het is duidelijk. De heer HUIJPEN: Daarnaast heb ik dus gezegd dat we dus die zaak zorgvul dig hebben heroverwogen en dit is de conclusie. De heer DEN BRABER: Voorzitter, als ik heel even mag. Is mijn conclusie juist dat daarmee de VVD-fractie daarmee wel de dupe laat worden van een en ander, want geen welzijnsprogramma is geen subsidies. De heer VAN OOSTERHOUT: Mijnheer Den Braber, ik denk dat u dat niet goed beluisterd heeft bij de heer Huijpen. Ik wil u dat proberen, want anders moet de heer Huijpen weer het woord voeren. De heer HUIJPEN: Spreekt u nu namens mijnheer Huijpen De heer VAN OOSTERHOUT: Nee, maar ik wil de heer Den Braber proberen dui delijk te maken, want ik heb dat zo beluisterd, maar dan kan de heer Huijpen dadelijk in nog steeds geen derde termijn, dan kan hij zeggen wat hij nou precies bedoelt. Kijk, de heer Huijpen zegt gewoon nee, maar hij bedoelt natuurlijk niet de verenigingen te treffen. Met andere woorden de uiterste consequentie ervan van zijn nee, die wil hij niet trekken en als hij dat voor ogen zou zien, zou hij misschien een hele andere redene ring afgeven. Het is een signaalfunctie, heel makkelijk, want het heeft toch geen consequenties en dat is namelijk het punt. Daar zit nou het ve nijn. De VOORZITTER: Nou, ik stel voor dat mijnheer Huijpen hier nog op mag re ageren, zij het kort en dat we dan afronden. De heer HUIJPEN: Mijnheer de voorzitter, ik begrijp dat het politiek in teressant is om het zo op te pakken. Dat vind ik jammer. Dat is een. Punt twee herhaal ik wat ik dus in twee termijnen gezegd heb, sorry, het gaat ons om het principe en niets meer en niets minder. De heer VAN OVERVELD: Ik heb nog een afrondende opmerking. Ook naar de WD, naar aanleiding van de laatste opmerking van uw opvatting met betrek king tot de positie van vrijwilligers jeugd- en jongerenwerkers en spor ters nemen wij kennis. Wellicht wilt u van al die vrijwilligers beroeps krachten maken Wij delen echter uw opvatting niet. Redenen daarvoor heb ben we in het verleden al vaker aangegeven en vanmiddag heeft ook bij mon de van ONS-fractievoorzitter een en ander nog eens een keer woorden ge-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 321