-23- laten we zeggen goedkopere plannen gekomen kan worden. Ik denk niet dat alleen de verwervingskosten daar achter zitten. De VOORZITTER: Maar ik stel voor dat u bij de inrichting van de plannen die concreet aan de orde komen in de commissie openbare werken en ruimte lijke ordening daar met elkaar over van gedachten wisselt, want het is de vertaling van de wensen zoals ze daar aan de orde komen, die in feite tot het geheel van de kosten en dus tot de kostprijs leiden. De kostprijs die we overigens niet meer als uitgangspunt hanteren, maar waar we wel mee te maken hebben. De antwoorden naar de heer Huijpen met zijn bijdrage namens de VVD lijkt een beetje voor spek en bonen omdat zijn fractie zich al op tegenstemmen heeft vastgelegd, maar wij zullen desondanks de vragen die wij aantreffen beantwoorden. Mijnheer Huijpen concludeert dat allerlei aanpassingen van de opbrengsten leiden tot lastenverzwaring voor de bur gers en zegt dan hoe moet ik dat toch verstaan in het licht van het ant woord van het college, waar wij stellen dat we vinden dat de positie die we hebben relatief tussen de gemeenten in West-Brabant kunnen behouden en ook uitspreken dat we de indruk hebben dat dat zo kan. Kijk, mijnheer Huijpen, als bij ons een aantal zaken duurder worden, bijvoorbeeld het huisvuil en als de uitkering afneemt dan is het niet vreemd dat we con stateren dat dat ook bij anderen zo is. Dus relatief blijft de positie dan toch hetzelfde. Met betrekking tot de motie van de VVD wil het college die nadrukkelijk bij u ontraden. Met betrekking tot het inhalen van de achterstanden ben ik naar ik aanneem al duidelijk genoeg geweest. Met betrekking tot het rapporteren over de voortgang heb ik een toezegging gedaan die denk ik past bij onze verantwoordelijkheden. Met betrekking tot het industrieterrein aan de Mark wil de VVD u als raad vanavond een uitspraak ontlokken die naar onze opvatting onverstandig is. Onverstandig omdat je iets dergelijks niet moet doen zonder een concrete bestemming. Maar laat ik er iets tegenover zeggen: Wij zijn op dit moment actief op de markt bezig en volop in onderhandeling. Nou, mocht het daarbij nodig zijn om tot herverkaveling te komen dan zullen wijdat garanderen wij u, met een voorstel komen. De heer HUIJPEN: Voorzitter, ik heb nog een vraag in dezelfde sfeer als de heer Den Braber. Het is me niet helemaal duidelijk, de reactie van u. De negatieve bijstelling van de rentefactor als onderdeel van de rijksver goeding, ik heb nog niet kunnen bemerken hoe die nou verwerkt is in de begroting. Kunt u daar wat concreter in zijn De VOORZITTER: Nee, want daar verrast u me nu eerlijk gezegd een beetje mee De heer HUIJPEN: Uit de reactie van het college is het ook niet duidelijk geworden. Dus vandaar wederom mijn vraag. Naar mijn idee, u schat dat in op enkele tienduizenden guldens en ik ben tot de conclusie gekomen dat dat nog niet verwerkt is. Ik weet niet of u dat met me eens bent, maar dat houdt natuurlijk wel in dat er dus toch nog een gaatje in de begroting zit. De VOORZITTER: Zij het dat we een post onvoorzien hebben hè. De heer HUIJPEN: Dat is geen antwoord op mijn vraag. De VOORZITTER: Nee, maar dat zou u dus als antwoord op uw vraag kunnen nemen, want als wij in de eerste begrotingswijziging een aantal negatieve posten, althans posten met negatieve effecten moeten meenemen dan zal dat gaan ten koste van de post onvoorzien. De heer HUIJPEN: Maar het is tot op dit moment niet verwerkt begrijp ik.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 313