-20- te krijgen zodat u mag concluderen dat alleen de zeer hoge uitzondering tot afschrijving zal leiden. Met betrekking tot het tijdschema heb ik al het een en ander gezegd. Met betrekking tot de informatie daarover, het volgende. Ik spreek dan over de rekeningachterstanden. Het is zo dat het project, het wordt min of meer projectmatig aangepakt, het project van de inhaaloperatie van de rekeningachterstanden wordt geleid door de ad junct-secretaris. Die ontvangt per week een verslag van de stand van zaken Dat past denk ik bij de termijnen waarop hij geacht wordt bij te sturen in het geheel. De adjunct-secretaris brengt samen met de accountant eens per maand verslag uit aan B W. Wij zijn als college bereid om die ver slaglegging eens per maand ook aan de commissie algemene en bestuurlijke zaken over te brengen en dat kan gebeuren op de 13e, omdat wij binnenkort ook de eerste rapportage ontvangen. Met betrekking tot De heer VAN OOSTERHOUT: Kunnen wij op de 13e ook praten over de ingebakken achterstand die in het inhaaloperatieplan wat er nu ligt volgens mijn fractie al in zit De VOORZITTER: Hoe bedoelt u dat De heer VAN OOSTERHOUT: Nou, mijn idee is dat er nu een rekeningachter stand is dat het een operatie bleef tot en met, een inhaaloperatie tot en met 1987. Op het moment dat die klaar is, zoals u zegt, ligt er een andere achterstand plus een heleboel andere zaken die aan de orde zijn, zoals, nou, ik heb ze in de vorige termijn al genoemd. De VOORZITTER Ik stel u voor dat u het totaal van ons antwoord afwacht, dan hebt u wellicht een overzicht van de situatie waarop u doelt, want die nieuwe achterstand denk ik dat die niet zal ontstaan. De opmerking met betrekking tot de rapportage door de accountant over de onderbouwing van de opslagpercentages die we hanteren voor gemeentewerken kan ons college zich wel enigszins voorstellen. Aan de andere kant willen we er op wijzen dat het slechts is terug te leiden op capaciteitsproblemen van het verificatiebureau. Dus als zodanig kunnen wij er weinig aan ver snellen. We hebben overigens die onderbouwing nodig ook naar het college van gedeputeerde staten toe, maar ook voor onszelf, om op termijn te weten dat we op een fatsoenlijke manier daarmee bezig zijn. Met betrekking tot de meerjarenraming zijn we het eens met de fractie van ONS dat hierop nu nog geen financiële danwel andere beleidsmaatregelen hoeven te worden los gelaten. Daarvan zeggen we overigens gelukkig. Volgend jaar zal het overi gens een duidelijker instrument zijn en dan zal het wellicht wel aanlei ding daartoe kunnen geven. Dat hangt af van de manier waarop het uitpakt. Met betrekking tot de organieke scheiding van welzijn en sport mag ik, denk ik, verwijzen naar het antwoord wat ik aan de fractie van de Partij van de Arbeid gaf. Dan naar de fractie van het CDA. De door de heer Wijnen gesignaleerde ver schillen tussen de meerjarenraming zoals hij die vorig jaar heeft ontvan gen en die van dit jaar, vindt zijn oorzaak in een aantal omstandigheden. Vier daarvan hebben een hele grote invloed, een heel ander investerings schema, de omvang van de afvalstoffenproblematiek, een stuk minder be spaarde rente en de wijziging in de financiële verhouding. Dat is iets wat we ook in de toekomst zullen blijven houden. Dat was vorig jaar niet voorzienbaar, desondanks kan een meerjarenraming toch een aardige indica tie zijn van maatregelen waartoe je bereid zult moeten zijn. Dat was in onze situatie vorig jaar nog niet. Dat is overigens, naar onze mening, op dit moment ook nog niet. Met betrekking tot de financiële toekomst, het CDA verwacht op korte termijn voorstellen over mogelijkheden om een evenwichtiger financiële positie te krijgen. We hebben de indruk dat

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 310