-18- tatie elders mee. In werkelijkheid is het zo dat die 1,5 miljoen 1,88 mil joen is, daar moet Fidei et Arti af en de rest is in principe beschikbaar, zij het dat het als tijdelijk financieringsmiddel is aangewend. Daarmee is er denk ik duidelijkheid, zeker voor de vraagsteller. Ik antwoordde met betrekking tot de vraag van de Partij van de Arbeid over concrete en ge garandeerde afspraken over termijnen al dat ik wel een concrete termijn voor de jaren tot en met 1987 kan geven, dat ik die overigens geef zonder enige garantie en dat het dus is, ik herhaal het, april. Ja, de fractie van de Partij van de Arbeid concludeert dat men inzet en betrokkenheid mist als het gaat om minimabeleid. Ik wil dat nadrukkelijk ontkennen, maar het was een kwestie van het missen van de mogelijkheden in het verleden. Nu liggen er afspraken waarvan we ons realiseren dat ze ons verplichten om er op korte termijn mee te komen. Zodanig dat wij toezeggen dat in de maart-vergadering afrondende discussies over beide onderwerpen, zowel het minimabeleid als het jeugdwerkgarantieplan, in de ABZ-vergadering aan de orde zullen komen en het is ons mogelijk om in januari al inzicht te geven in de plaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie. Dat is inmiddels al in de maak. Opvallend vinden wij, mijnheer Den Braber, dat u geen stralende ambtenaren tegenkomt als u in dit huis loopt. Zouden die nou niet meer stralen als ze u tegenkomen Met betrekking tot de organi satiestructuur zijn wij het best eens met het uitgangspunt dat doelmatig heid voorop moet staan. Maar als een oplossing buiten de structuur moet worden, dan vinden we dat we daar toch tot een afweging van alle belangen die erbij betrokken zijn bereid moeten zijn. Wel realiseren we ons dat als we dan afwijken dat er een evaluatie moet plaatsvinden en die is ook voorzien. De heer DEN BRABER: Ja, voorzitter, is het nou een oplossing om iemand van het ene kamertje te verschuiven naar het andere omdat hij niet meer past met anderen in diezelfde kamer Ik denk dat dat veel meer het ver schuiven van het probleem is, maar dat het probleem in zijn kern niet aangepakt wordt. De VOORZITTER: U mag uit mijn antwoord concluderen, ik vind dat we hier zo concreet met elkaar niet moeten spreken, dat er dan de beslotenheid van vergaderingen een geëigender medium voor is. U mag uit mijn antwoord concluderen dat wij vinden dat we een verantwoorde afweging hebben gedaan en de evaluatie zal moeten uitwijzen of het werkbaar is. Met betrekking tot het opleidingsplan willen wij er op wijzen dat het plan zelf in de sfeer van de advisering naar B W toe in het georganiseerd overleg aan de orde moet komen. We hebben er overigens geen problemen mee om de uit gangspunten aan de orde te stellen en het streven is er op gericht en het lijkt ook mogelijk om dat te doen om dat in januari aanstaande inderdaad te agenderen. Met betrekking tot het niveau van de leges was ons antwoord ingegeven, mijnheer Den Braber, door de besluitvorming die er in de raad van november had plaatsgevonden. Het leek toch het college niet passend om daarvan afwijkend antwoord te geven. Vandaar dat het luidde zoals het luidde. Ik mag er overigens aan toevoegen dat de problemen die wij ervaren met betrekking tot het in een formule gieten van de leges voor met name de milieuvergunningen, dat die niet alleen de onze zijn, maar hele alge mene zijn. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten is daarmee bezig en daarin zit een groot stuk van het verschil tussen wel en niet kostendek kend zijn. We komen daar zodra mogelijk op terug. De heer DEN BRABER: Voorzitter, ik kan dat wel volgen dat u zegt wij als college hebben de besluitvorming van november voor ogen gehouden met het afwijzen van die legesverordening, maar we moeten ons met zijn allen wel

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 308