-13- ook voor de burgers voor wie dat allemaal gebeurt en die het van nabij zullen ervaren en die het tenslotte ook moeten betalen. Het volstaan met alleen een schets zoals door Hoogenberk is gemaakt, vinden wij nog steeds onvoldoende. We hebben dat in onze brief van april dit jaar reeds aange geven. Misschien heeft de heer Van Oosterhout die brief niet gelezen, maar die kan hij bij ons nog wel ter inzage krijgen. Een van de knelpunten daarbij is volgens ons het handhaven van het bestemmingsterrein of het industrieterrein voor het perceel achter het broedershuis op Markt 68, naast de fabriek van Buijs aan de Parklaan. Uw college heeft deze keer niet geantwoord op onze aandrang om de bestemming te wijzigen. Kunnen wij daaruit afleiden dat een beter passende bestemming zal worden voorgesteld? Monumentenbeleid van start. Het vaststellen van een monumentenverordening door de gemeenteraad zou een begin kunnen inhouden van het beleid dat is gericht op het handhaven van de waardevolle gebouwen in onze gemeente. Dan kan inhoud worden gegeven aan het handhaven van de historische stads kern van onze gemeente. Vanwege een oud stratenpatroon heeft de gemeente al jaren aanzienlijke extra uitkeringen ontvangen uit het gemeentefonds. Toch werd steeds maar gezegd dat er geen financiële middelen beschikbaar waren voor een gemeentelijk monumentenbeleid. Ook het uitgekeerde bedrag voor de stads- en dorpsvernieuwing bood tot voor kort volgens uw college geen ruimte voor het monumentenbeleid. Binnenkort gaat het ervan komen, antwoordt uw college. Gelet op de eerdere ervaringen stelt de CDA-fractie echter voor om bij voorrang voldoende middelen te reserveren voor het mo numentenbeleid. Het gevaar is maar al te groot dat de gelden uit het fonds stadsvernieuwing al gereserveerd zijn voor andere projecten. Zoals al eer der aangegeven vinden wij dat het beleid ten aanzien van de historische kern ook de vormgeving van de openvallende gaten moet omvatten. Het gaat niet alleen om alleenstaande monumenten, maar ook om de totale omgeving. Dat moet het aanzien waard zijn. De positie van de havengebruikers. In de afgelopen jaren hebben een groot aantal bezitters van pleziervaartuigen een ligplaats gevonden in onze haven. In vergelijking met de eerdere si tuatie, toen het rioolwater de haven vervuilde en de haven een bron van voortdurende ergernis was, krijgt de haven geleidelijk zijn eerdere functie van attractiepunt in onze kom. Het gebruik door de huidige boot- bezitters draagt duidelijk bij tot de verlevendiging van het eerder droef geestige en op verval wijzende beeld. Wij hebben al jaren aangedrongen op het nemen van initiatief om de haven te ontwikkelen zoals dat op veel plaatsen is gebeurd. Vorig jaar hebben wij nog voorgesteld om een plan op te stellen om de ontwikkelingsmogelijkheden van de haven en het gebied er omheen in kaart te brengen. Uw college verwierp dit voorstel omdat ge twijfeld werd aan onder andere de kwaliteit van het bureau Hoogenberk en omdat er nog geen duidelijkheid was over de doelstellingen die wij ten aanzien van de haven zouden hebben. Wij wachtten toen nog op de mogelijk heden die het vaarrouteplan zou bieden. Kort nadien hebben eveneens water sporters gevraagd of zij een plaats in de haven zouden kunnen krijgen en of zei bij zouden kunnen dragen tot de ontwikkeling van de haven. Hun verzoek is aangehouden omdat het college nog geen uitgangspunten had voor de ontwikkeling van de haven. Deze moesten eerst nog worden bepaald. In middels is duidelijk geworden dat het havenplan door een ingenieursbureau, los van de raad is ontwikkeld en zonder dat de uitgangspunten zijn bepaald door de raad. Volgens uw antwoord op onze algemene beschouwingen geeft u thans ook aan dat de haven vanwege allerlei gewichtige belangen wel ont wikkeld dient te worden en wel op originele wijze. De belangen van de hui dige gebruikers, die zich verenigd hebben in een vereniging, doet u af door hen te verwijzen naar de toekomstige exploitant. Uit het gesprek dat tussen de mogelijke exploitant en de vertegenwoordiging van de vereniging

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 303