-3-
ting als de meerjarenraming. Bij het begin van deze raadsperiode bedroeg
het saldo van dat fonds 1,5 miljoen gulden, zijnde het overschot op de
rekeningen tot en met 1983. In september 1987 is daar nog eens het batig
saldo '84 aan toegevoegd, ruim 450.000,Daarmee hadden we bijna 2
miljoen in de pot op het moment dat er 650.000,onttrokken werd voor
Fidei et Arti. Resteert derhalve zo'n 1,3 miljoen exclusief de geparkeerde
overschotten van de stadsvernieuwingsuitkeringen van de provincie, welke
deels en tijdelijk benut zijn voor de voorfinanciering voor de aankoop
van Sancta Maria. Dat zijn toch hele andere bedragen dan het saldo van
72.000,van wat ons nu voorgeschoteld wordt. Mede aan de hand van dit
voorbeeld moge duidelijk zijn dat we op deze voet niet verder kunnen. Zo
wel over de oorzaken van en de in te stellen termijn inzake de rekening
achterstanden, wil de fractie van de Partij van de Arbeid concrete, gega
randeerde afspraken met u maken. Mijnheer de voorzitter, wij vinden het
wrang dat u ons in het kader van het minimabeleid herinnert aan het ge
maakte afspraken. Dat we ons daar over en weer aan moeten houden. Immers,
als afspraken waargemaakt zouden moeten zijn dan waren er heel wat leven
dige discussies al geruime tijd tot het verleden gaan behoren. Want dat
is des poedels kern die wij ook nu weer terugvinden in een deel van uw
antwoord, daar waar dat antwoord gelardeerd is met termen als "we hopen",
"we trachten" en "we streven naar". Het is in die bewoordingen dat onze
fractie nu juist die inzet en betrokkenheid mist die het verschil maakt
tussen de hand aan de ploeg slaan en maar zien wat er komt. Wij vinden
dat wij over en weer niet zó met elkaar om kunnen gaan. Dat brengt ons,
mijnheer de voorzitter, bij het minimabeleid en het jeugdwerkgarantieplan
zelf. Ten aanzien van beide onderwerpen wil de fractie van de Partij van
de Arbeid de afspraken gestand doen, welke daarover zijn gemaakt in de
ABZ-vergadering van begin november, maar dan wel met de restrictie dat
wij het dan in beide gevallen hebben over afrondende discussies. Daarnaast
zouden wij met betrekking tot het jeugdwerkgarantieplan het op prijs stel
len om vooruitlopend daarop reeds in januari inzicht te hebben in de
plaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie. Gezien het feit dat
die vraag ook intern al geruime tijd volledig gesteld is, moet dat ant
woord nu zo langzamerhand wel bekend zijn. Bovendien bevorderd dat de ge
loofwaardigheid bij het uitvragen van plaatsingsmogelijkheden binnen de
gesubsidieerde sector. Mijnheer de voorzitter, in uw antwoord op onze
vraag naar de effecten van sfeerverbeterende maatregelen binnen het ambte
lijk apparaat, wijst u op organisatorische ingrepen welke hebben bijgedra
gen aan de verhoging van de arbeidsvreugde. Een minder logische rangschrik-
king van zaken neemt u daarbij op de koop toe. Nog afgezien van het feit
dat wij weinig stralende ambtenaren tegenkomen, blijven wij twijfels hou
den inzake het rendement van de opsplitsing van welzijn en sport. Volgens
ons moet een doelmatige organisatiestructuur uitgangspunt zijn en blijven
bij de invulling van het personele plaatje en kan daar nimmer onderge
schikt aan zijn. Met betrekking tot de vervulling van vacatures, voorzit
ter, kunnen wij de strekking van uw antwoord beamen. Het bewijst echter
nogmaals de noodzaak om bij het zich aandienen van vacatures optimaal ge
bruik te maken van de bestaande opzegtermijnen in een poging opvolgingen
vrijwel naadloos in elkaar te laten overlopen. Een onderbouwing van het
opleidingsplan in het kader van de voortgezette ambtelijke vorming hebben
wij, hoewel het plan zich in het stadium van afronding bevindt, niet mogen
aantreffen in uw antwoord. Daarom willen wij over de uitgangspunten en
contouren van dat opleidingsplan graag eens met u praten in de commissie
ABZ van januari aanstaande. Uw weigerachtige houding, mijnheer de voorzit
ter, inzake de verhoging van de leges blijft de fractie van de Partij van
de Arbeid verwonderen. Het feit dat we nog geen inzicht hebben in het te