-27- De VOORZITTER: Nou de heer Jongenelen heeft nog een vraag gesteld over de vraag of er nog meer klachten waren binnengekomen. De heer VAN EIJKERENEr zijn tot diep in de nacht klachten geweest uit de hele gemeente, maar dat bleek in heel West-Brabant zo te zijn. In de zin zoals u het bedoelt, in de zin van een claim is mij niet bekend dat er nog meer binnen zijn gekomen. De VOORZITTER: Er zijn inmiddels één of twee aankondigingen binnen dat er claims ingesteld zullen worden en er is een claim binnen, maar dat is niet naar aanleiding van die eerste, maar van die laatste excessieve re genval De heer HUIJPEN: Ja, mijnheer de voorzitter, nog een korte reactie, want ik denk dat het niet goed zou zijn om hier een discussie te gaan voeren die in de commissie openbare werken thuis hoort. Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag hoe het college er over denkt om zeg maar tussen tijds te bezien of er een oplossing mogelijk is. Tussentijds, dus tot op het moment dat die rioleringswerkzaamheden gerealiseerd zijn. Dan zou ik u willen bedanken voor het feit dat u bij de provincie pogingen in het werk zult stellen om dus op korte termijn te bewerkstelligen dat er dus overgegaan wordt tot uitbetaling en goedkeuring van het krediet. Dan zou ik nog even tot wethouder Van Eijkeren willen zeggen, de achterliggende gronden, die dus achter de desbetreffende panden liggen. Ik heb nooit ge zien dat die ooit opgehoogd zijn of zo de laatste tien, twintig, dertig jaar, dus dat is altijd zo geweest. Dan met betrekking tot de drempel, ik zou de wethouder wel eens willen vragen of dat hij al eens water tegen de berg op heeft zien lopen. Ik heb dat nog nooit meegemaakt, want normali ter loopt het bergaf, dus wat die drempel betreft die zou dus, zeg maar, een prima functie daar vervullen, want die zorgt ervoor dat het water weg loopt. Dus wat die drempel hier mee te maken heeft, maar ik begrijp dat dat wat oud zeer is wat bij de wethouder is blijven hangen en wat hij nu in deze toch wel zeer absurde situatie in wil brengen. Dat betreur ik in hoge mate, maar het is uiteindelijk zo dat er dat naar onze visie helemaal niks mee te maken heeft. Het is zelfs zo ten tijde van het feit dat er Middeleeuwse toestanden waren met betrekking tot de sloot, toen was er voor de desbetreffende panden, was er geen wateroverlast en nou zitten we niet alleen in Middeleeuwse toestanden, maar zoveel duizend jaar voor Christus. Dat is het aan het worden en niks meer en niks minder. Dus drem pel, hoger achterliggende gronden, dat heeft er allemaal niks mee te ma ken en u hebt ook heel duidelijk middels het schrijven naar de diverse bewoners toe de hand in eigen boezem gestoken en dat is ook wel eens een keer prettig om dat te vernemen, want daarin zegt u dat de bergingscapaci teit onder andere dus te gering is. Dank u wel. De heer VAN EIJKEREN: Voorzitter, ik constateer dat ten aanzien van de deskundigheid op historisch gebied de heer Huijpen betrekkelijk weinig drempelvrees blijkt te hebben, want hij gaat veel verder terug dan de Middeleeuwen. Ik heb alleen maar geciteerd uit notulen, ik heb de mening weergegeven van de directeur gemeentewerken en och, als het enige oud zeer wat er tussen de heer Huijpen en mij zou zijn de drempel zou zijn, dan kunnen wij het best in de toekomst met elkaar vinden denk ik. Ik heb alleen geconstateerd naar aanleiding van klachten waar wellicht de aankon diging van claims of die ene claim mee te maken zou kunnen hebben, dat een van de panden niet vanaf de voorzijde van het Groene Woud overstroomd is, maar juist via het achtererf. Dus er zou toch een relatie kunnen lig gen. In ieder geval is dat de moeite waard om verder uit te zoeken. Met betrekking tot tussentijdse oplossingen, gezien het feit dat we door om-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 212