-3- De heer VAN OVERVELD: Ja, mijnheer Wijnen, het is op dit moment zo dat van een aantal verenigingen uit duidelijk de mededeling is gedaan dat er geen interesse was in aktiviteiten die verband hielden met de sport week en een aantal verenigingen heeft te kennen gegeven daar wel behoefte aan te hebben en daar wel een en ander voor te willen doen. Hoe dat pre cies vorm gaat krijgen weet ik op dit moment niet, maar dat er een en an der gaat gebeuren is in ieder geval wel zeker. Nogmaals, ik weet niet of het een hele week zal zijn, maar we streven naar een zo goed mogelijk pro gramma met een zo breed mogelijke opzet, waarbij in principe elke vere niging die iets wil doen op dit moment nog steeds welkom is. De heer WIJNEN: Denkt u de stuurgroep of de werkgroep te gaan raadplegen De VOORZITTER: Dat was inderdaad een nog niet beantwoorde vraag. We moeten ons wel houden aan de beide instanties. De heer VAN OVERVELD: Nou, mijnheer Wijnen, op dit moment heb ik in elk geval dat voornemen niet, maar ik heb ook geen enkel kontakt gehad met de werkgroep voordat zij de werkzaamheden neerlegde. Dus het is voor mij een beetje moeilijk. Als er signalen zouden zijn dat er mensen van de werkgroep terug zouden willen komen op hun eerder ingenomen standpunt, ja, waarom dan niet zou ik zeggen, maar op dit moment heb ik daar geen aanwijzingen voor. De VOORZITTER: Oké, uw bereidheid is bekend. Misschien is dat toch goed. De heer WIJNEN: Ja, het schrijven onder punt 10, van de secretaris van de Raad van State betreffende het schorsingsverzoek, daar vermeldtu onder punt b, met betrekking tot dit stuk de heer Van IJserloo te machtigen de raad te vertegenwoordigen. Nou heb ik in dat betreffende verzoek gelezen dat de zitting was vastgesteld op 14 januari en dan is de redaktie toch wel heel vreemd, dat u nu nog vraagt aan de raad om de heer Van IJserloo te machtigen met terugwerkende kracht.terwijl het eigenlijk al in de vori ge raadsvergadering aan de orde gesteld had kunnen worden. Dan had die formulering juist geweest. De VOORZITTER: Nee, die formulering blijft juist. De afspraak met de Raad van State is dat die bekrachtiging achteraf nog wordt toegezonden om daar mee het optreden van de heer Van IJserloo te legaliseren. Stukken die op 6 januari binnenkomen, die kunnen in de procedure gewoon niet meegenomen worden om daar een raadsvoorstel van te maken op tijd. Dat kost nogal wat tijd, dat weten we en dat weet gelukkig ook de Raad van State. Dus het is een bevestiging achteraf van het feit dat de heer Van IJserloo als zo danig mocht optreden. De heer WIJNEN: Het is wel in B. en W. geweest voor de raadsvergadering. De VOORZITTER: Ja, dat moest natuurlijk hè. De heer WIJNEN: Ja, maar goed, dan had het desnoods maar als nagekomen stuk moeten komen. De VOORZITTER: Ja, dat had gekund. De heer WIJNEN: Ik heb nog een ander punt en dat betreft het schrijven van de heer Braspenning, tenminste onder diverse ingekomen stukken staan brieven vermeld van de heer Braspenning. Hij heeft daaraan voorafgaand ook al een aantal stukken naar B. en W. gestuurd. Gezien het voorstel wat u doet om dat in de commissie te behandelen, zou ik toch eigenlijk wensen dat vanuit het college kontakt gezocht wordt om eens een gesprek te hebben met de heer Braspenning, want de heer Braspenning is een nieuwe inwoner van onze gemeente. Een aantal van die brieven zijn nog gedateerd in Eind-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 18