-14- sing te vinden. Er is meer ruimte nodig en op langere termijn een plan nodig om het openbaar onderwijs in voldoende mate in onze gemeente te kunnen geven. Daarbij is het de vraag of je via de weg van het denominatie- onderzoek en alle cijfers die daarvoor moesten dienen, wil komen tot een tweede openbare school danwel dat je dat doet via een dependance die uit eindelijk kan uitgroeien tot een tweede openbare school. Natuurlijk was dat ook een weg geweest. Ook daar is binnen onze fraktie over nagedacht. Wij hebben uiteindelijk de diskussie die wat al te warrig werd door mensen die daar heel vurig voor pleiten voor een tweede openbare school, mensen die zich wat op de vlakte hielden omdat ze misschien er wat minder kaas van hadden gegeten en mensen die er ook duidelijk van zeiden van ja, luis ter eens even wij hebben daar geen behoefte aan, wij zien dat niet zitten. Om dat al tot een einde te brengen hebben we op een bepaald moment gezegd wij hakken de knoop door en we zorgen ervoor dat de minister op dit punt duidelijkheid kan scheppen. En als die minister gaat zeggen van nou, er komt geen tweede openbare school, dan is mijn fraktie bereid om alles te doen wat nodig is om voldoende openbaar onderwijs in deze gemeente te krijgen, met alle respekt naar andere vormen van onderwijs toe. De heer HUIJPEN: Ja, mijnheer de voorzitter, ik ben heel erg blij met de reaktie van de heer Van Oosterhout. Ik had bepaald de indruk en ik niet alleen, mijn fraktie had bepaald de indruk dat toch eigenlijk de bal bij de minister werd gelegd in die zin, dat men ja veronderstelde van ja, het wordt misschien toch anders dan wij als raad zouden willen. Maar ik be grijp dat mijnheer Van Oosterhout dus verwacht dat het denominatie-onder zoek van tafel geveegd zal worden. Nou, dan kom ik eigenlijk weer tot de konklusie dat alles weer op losse schroeven staat. De heer VAN OOSTERHOUT: Laat de minister nou maar eerst praten. De heer VAN OVERVELD: Ja, nou een heel korte reaktie mijnerzijds, met name naar de heer Wijnen toe. Die suggereert dat ik er maar half in geloof. Dat ik mij voorzichtig uitdruk is mede gebaseerd op ervaringen die ik op dit moment heb met bijvoorbeeld de medezeggenschapsraad van de bestaan de openbare school. Uit een half woord van mijn kant worden vaak al kon- klusies getrokken die op basis daarvan helemaal niet getrokken kunnen wor den. Vandaar dat ik, wanneer ik in de openbaarheid spreek over een tweede openbare school, ik mij voorzichtig uitdruk, maar dat neemt niet weg dat ik het met de heer Van Oosterhout en met andere mensen in ons midden het hartgrondig eens ben dat in eerste instantie geprobeerd moet worden om een tweede openbare school te kreëren. Met name om onderwijskundige rede nen en geen enkele andere. Het vormen van dependances is voor scholen over het algemeen een slechte zaak. Ook hier in Oudenbosch, dat vormt wat mij betreft geen uitzondering. Het kan best goed gaan, maar in het algemeen is het niet de meest aantrekkelijke weg waarop je je onderwijs inricht. Ten tweede De heer VAN LEEUWAARDEN: Mijnheer de voorzitter, ik begrijp ik deze kon tekst niet helemaal wat de medezeggenschapsraad van de eerste openbare school met de inrichting van de tweede openbare school te maken heeft. De heer VAN OVERVELD: Ik heb alleen maar willen aangeven dat zodra je van af deze plek ook maar een half woord zegt, mensen die zich verwant voelen met de materie daar het liefst twee volle handen vandaan halen. Vandaar dat ik me wat voorzichtig wil uitdrukken als ik het over dit soort zaken heb en daarbij heb ik het bedoeld als voorbeeld te geven de wijze waarop de mensen bijvoorbeeld die heel betrokken zijn bij het openbaar onderwijs reageren als je over deze materie praat en ik vind dat ze dat volledig terecht doen en ik wil op geen manier bij wie dan ook valse verwachtingen

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 176