-11-
met de heer Van Leeuwaarden en in zijn verlengde ook de heer Van Ooster
hout, dat we inderdaad zo zeker mogelijk dienen te stellen dat die loka-
tie inderdaad dan ook de aangewezen lokatie dan wordt en dat we niet in
een straal van 1500 meter daaromheen belanden. Dus wat dat betreft steunen
wij ook dat voorstel om dat duidelijk in een begeleidend schrijven mee
te nemen. We hebben nog een konkrete vraag, soortgelijk aan die van de
heer Van Oosterhout en wel kunnen wij eigenlijk wel vrij beschikken over
de lokatie Wie is de eigenlijke eigenaar Dat is ons niet duidelijk,
ook uit de stukken niet. Is daar overleg mee en zo ja, wat is eigenlijk
de status daarvan Hoe reëel is het inderdaad dat wij op het moment dat
de totstandkoming van de tweede school van de zijde van de gemeente, van
het bestuur hier dus wenselijk wordt geacht dat we dat ook kunnen reali
seren.
De heer HUIJPEN: Mijnheer de voorzitter, mag ik nog even een vraag stel
len Ik zou mijnheer Van Oosterhout nog eens willen vragen nog eens toe
te lichten welke argumenten ten grondslag liggen aan het feit dat ONS nu
wel direkt voor de stichting van die tweede openbare school is en het aan
wijzen van een lokatie daarvan En wat verwacht hij van de minister
Ik begrijp dat hij in het verleden de fraktie van ONS toch nogal wat moei
te had met de uitslagen van de diverse onderzoeken die er gepleegd zijn
en ik zou daar nu graag een toelichting op willen hebben.
De VOORZITTER: Misschien naar aanleiding van de laatste vraag, de opmer
kingen, in die zin, van de heer Wijnen en de reaktie daarop van de heer
Van Oosterhout, ik denk dat in eerste termijn er de ruimte moet zijn om
terug te komen op iets wat in feite de eerste fase gevormd heeft van het
voorstel wat nu aan de orde is. Ik wil er op wijzen dat dat een diskussie
is geweest die is afgerond met een raadsbesluit wat op 30 juni j.l. geno
men is en dat hier het vervolg, de huisvesting, aan de orde is en dat het
dus naar mijn smaak slechts een verspilling van tijd is om die diskussie
die iets te maken had met het voorstel van destijds over te doen. Dus ik
kan me voorstellen dat er wat ruimte is om in die zin op elkaar te rea
geren, maar in het licht van de procedure die gevolgd is en de zaak die
nu aan de orde is, is het andere min of meer buiten de orde en ik zou u
willen vragen daar in tweede instantie zich in ieder geval in te beperken,
als er nog aanleiding zou zijn daarover te spreken.
De heer VAN OVERVELD: Ja, ten aanzien van de opmerkingen die de heer Van
Leeuwaarden maakt, welk deel van de bebouwing is in onze gedachten. Wel
licht het meest in aanmerking komend voor het gebruik als tweede openbare
basisschool, dat is het stenen gebouw van de LHNO. Mocht het zover komen.
De noodgebouwen die er omheen staan die zijn van dermate slechte kwaliteit
is mij van alle kanten verzekerd, dat die zullen worden afgebroken. Dat
is ook op basis van de overeenkomst tussen de gemeente en de NCB. De NCB
moet het terrein weer aan de gemeente terug opleveren zoals ze dat hebben
ontvangen en dat betekent in ontruimde toestand. Het is zo dat in de dis
kussie steeds gespeeld heeft dat de meest ideale plaats waarop wellicht,
nee waarop de tweede openbare school zou moeten komen Spui-Noord zou zijn,
maar we hebben tegelijkertijd gesteld dat dat zou leiden tot het aanvragen
van nieuwbouw en we realiseren ons tegelijkertijd de grote vraagtekens
die daarbij op dit moment te stellen zijn gezien de grote zuinigheid waar
mee het ministerie omspringt als het gaat om nieuwbouw van scholen. Als
we binnen handbereik een redelijk alternatief zouden hebben en wellicht
hebben we dat in het gebouw van de huidige LHNO, dan zou dat waarschijn
lijk een grotere kans van slagen maken en dat is de overweging geweest
waarop wij ons steeds gebaseerd hebben wanneer wij spraken over het in-
gebruiknemen van het pand aan het Groene Woud als tweede openbare school