-6- De heer VAN OVERVELD: Ja, er blijft voor mij eigenlijk alleen de opmerking van de zijde van het CDA dat het plan onvoldoende onderbouwd zou zijn. De onderbouwing is in wezen dezelfde als die welke in het najaar middels het denominatie-onderzoek voor is gelegd en ja, berust verder niet op concrete nieuwe gegevens. Wel is het zo dat de ontwikkelingen binnen de Regenboog de trend zoals die bij het denominatie-onderzoek naar voren kwam in wezen nog steeds onderschrijft, zodat de onderbouwing wat mij betreft dezelfde mag blijven voorlopig. En ik ben het met de heer Van Oosterhout eens, het ministerie zal uiteindelijk moeten bepalen of deze onderbouwing voldoende is ja dan nee. De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, wat heeft de wethouder dan gedaan met het eerdere onderzoek van vorig jaar waaruit bleek dat er toen ook geen tweede openbare school nodig was. Dat was de conclusie uit het onderzoek, dat is het ambtelijk advies en ja, daar baseren wij ons op en vorig jaar is in de september-vergadering gesproken over van wij starten vooralsnog een dependance en wij willen daar de ruimte voor geven. Daar zijn we het mee eens en in oktober plotseling een tweede openbare school van start moet gaan in de Bukehof en nu komt u met een ander voorstel en zegt u van ja, laten we het nu maar op een andere plaats doen, terwijl uit de stukken die ter inzage gelegd zijn dat niet onderbouwd is. Dat kunt u toch niet ontkennen dat daar instaat dat er geen aanleiding is om dat besluit over een tweede openbare school nu te nemen. Dat staat in de stukken. De VOORZITTER: In de ambtelijke stukken. De heer WIJNEN: Ja, in de ambtelijke stukken. Dat is de reden. Naar aanleiding van de prognoses hebben we toen gesproken over de belangstelling en de situering van de school, dat we dat konden inschatten of er behoefte is aan het betreffende schooltype, maar uit de stukken die tot nog toe geproduceerd zijn heb ik dat niet op kunnen maken dat die behoefte er nu wel ligt en vorig jaar was die er evenmin. De heer VAN OVERVELD: Ja, voorzitter, ik vrees dat we dan in kringetjes gaan draaien rondom uitslagen van onderzoeken. Ik praat over het denomina tie-onderzoek dat eigenlijk constant heeft aangegeven dat er duidelijk een groei zou zijn in het openbaar onderwijs en ik heb nog geen aanwij zingen, u praat over het teruglopen van leerlingenaantallen, nou de enige aanwijzing die ik met betrekking tot de Regenboog heb, via informatie rechtstreeks van de schoolis dat er per 1 september 1990 minstens met 4 groepen zou worden gedraaid, nee laat ik zeggen 13 groepen wordt ge draaid. Anders krijgen we een misverstand over 4. Dat er op papier dit jaar enige terugval lijkt te zijn heeft te maken met een aantal zaken, zoals het verschuiven van de teldatum, het invoeren van de vierjarigen maatregel en het feit dat voor het eerst sinds het bestaan van de school een voltallige klas van 30 kinderen weer tegelijkertijd de school heeft verlaten en door de vierjarigen-maatregel de instroom pas geleidelijk dat aanvult en niet in één keer, waardoor het lijkt alsof er een terugval is die er in de praktijk niet is, integendeel. De heer WIJNEN: De feiten die u nu noemt staan niet in de stukken. De heer VAN OVERVELD: Nee, ik heb u daarstraks gezegd, ik heb mij geba seerd op het denominatie-onderzoek van vorig jaar. Dat is het stuk naar aanleiding waarvan wij afgelopen najaar hier in de raad de diskussie heb ben gevoerd, waarbij de diskussie niet helemaal zuiver is geweest omdat allerlei zaken door elkaar liepen. Ten eerste het late tijdstip waarop de raad een en ander voorgelegd kreeg, de lokatie, het wel dan niet de MR raadplegen bij dependancevorming enz. Er ging van alles door elkaar

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 117