-8- vraag twee over het aktiever aan de slag gaan met het aanlegplaatsenplan dan onder b gesuggereerd, daar zou ik toch voorzichtig mee willen zijn. Ik denk dat wij waar er kansen zijn op vaste subsidies en daar spreken we toch over in een verband als dit, dat we daar de afweging moeten maken of dan wachten, ik denk betrekkelijk kort wachten, niet verder de aanbeve ling verdient boven het aankloppen bij onze burgers voor wie we dan de lasten toch weer niet onaanzienlijk verhogen, want het betekent wel dat we zo'n 140.000,op onze eigen kap gaan nemen. Ik zei al dat in de commissie openbare werken en ruimtelijke ordening de zaak met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingen zal worden geagendeerd zoals ze komen van de kant van de ontwikkelaar. Als u het op prijs stelt wil ik ook best het aanlegplaatsenplan zoals het er aanvankelijk gepresenteerd is eens ter inzage leggen, maar dan is het misschien beter nog om dat in de leesmap voor de raad neer te leggen. We hebben het geloof ik in de commissie ABZ wel aan de orde gehad, maar ik zal zorgen dat het ter inzage wordt gelegd. Dan de vraag hoe passen nou die nieuwe ontwikkelingen in de rijkssubsidie en in het vaarrouteplan. Met betrekking tot het vaarrouteplan heb ik het al gezegd. De rijkssubsidie daar passen ze niet in. Die rijkssubsidie die is alleen te verwachten voor bovenregionale voorzieningen die we aanbren gen in de toeristische infrastruktuur en die bovenregionale zijn natuur lijk niet de ligplaatsen die hier ter plaatse worden gerealiseerd. Van daar. Goed, ik dacht dat ik daarmee al uw vragen had beantwoord. De heer VAN DONGEN: Nee, ik had nog een vraag gesteld en dat was of er iet.s naders te zeggen was over de huidige visie van de centrale overheid. De VOORZITTER: Oh ja, het is zo dat de provincie de voordracht, nee de voordracht is het niet. De provincie doet een voorstel aan ekonomische zaken om te komen tot subsidiëring. Dat hebben ze in vorige jaren ook ge daan. Ik denk dat het toen niet zo erg efficiënt is geweest, althans toen is niet overgekomen naar de staatssekretaris dat er sprake was van een bovenregionale voorziening. De staatssekretaris is toen eens een keer hier geweest. Inmiddels is het zo dat de provincie weer een aantal plannen uit de provincie heeft gepresenteerd en als ik goed ben geïnformeerd staan wij daar als eerste plan op. Dus heeft de provincie in ieder geval naar EZ toe te kennen gegeven dat de hoogste prioriteit eigenlijk moet worden toegekend aan het vaarrouteplan zoals het hier aan de orde is. De heer DEN BRABER: Een paar korte opmerkingen, voorzitter. Ik betreur het wel een beetje dat uit uw antwoord niet helemaal voor 100% uitgespro ken wordt dat de kosten van de hoge brug bij Steenbergen toch wellicht nog voor een deel voor onze rekening komen, want ik ben het met u eens, met uw antwoord op de vraag van de heer Van Oosterhout, dat het geen doen is dat de provincie taken bij ons weglegt die helemaal de onze niet zijn en toen dreigde toch weer een conflict te ontstaan tussen dit toetreden op dit moment en de bijdrage in de exploitatie waarbij dus wellicht als dus die aanbesteding tegenvalt, de uitvoering tegenvalt Oudenbosch als nog zou moeten dokken. Als dat probleem zich voor zou gaan doen dan zou ik willen uitnodigen om die zaak in de commissie ABZ op zo kort mogelijke termijn te bespreken. Pratend over de subsidie die ook van de rijksover heid moet komen, voorzitter, ik herinner mij dat in de laatste diskussie in ABZ rondom die subsidie grote vraagtekens gezet zijn en ik vraag me af of er aanwijzingen zijn dat men in Den Haag inmiddels wat happiger is geworden. Ten aanzien van onze vertegenwoordiging in die stichting, voor zitter, ik heb ruggespraak kunnen houden met de leden van mijn fraktie en wij ondersteunen uw kandidatuur in deze. De heer VAN OOSTERHOUT: Dat laatste, voorzitter, kan ik ook van onze kant zeggen, dat wij uw kandidatuur ook steunen. Met betrekking tot uw antwoord

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1988 | | pagina 100