-13-
naar een andere bestemming, die laat ik voor wat hij is, want als je er
lang op wacht dan kun je er zelfs een andere bestemming niet realiseren.
Ik denk dat het punt is dat wij toentertijd als raad een bestemming hebben
gezien als realiseerbaar en realiseerbaar in dezelfde economische zin.
Dus mocht het gebruiken overgaan op een andere bestemming dan zou daar
een zelfde opbrengst-waarde uit voort hebben kunnen vloeien dan een alter
natief. Zo dat niet het geval mocht zijn, dan zou je toch altijd met plan-
schade geconfronteerd worden. Dus als je als gevolg van een bestemming
een opbrengst derving moet ondergaan dan kun je op grond van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening daarvoor een planschade verkrijgen. Dus toenter
tijd heeft de eigenaresse gevraagd om de bestemming te wijzigen, in de
hoop dat het op korte termijn gerealiseerd zou kunnen worden in de zin
zoals ze dat zelf wenselijk vond. Ik heb er overigens pas in een heel laat
stadium kennis van genomen en ik heb uit eerdere contacten met de betref
fende ambtenaren gemerkt dat het verzoek wel eerder aan B. en W. was ge
richt, voordat dit aankoopbeleid speelde en toen is het blijkbaar meerdere
malen afgewezen, maar als zodanig aan de raad is het niet schriftelijk
gericht.
De VOORZITTER: Wat dat betreft zal ik dan overigens duidelijkheid scheppen,
mijnheer Wijnen. Toen is het wel in overleg met de commissie algemene en
bestuurlijke zaken gebeurd.
De heer WIJNEN: Dat verzoek
De VOORZITTER: Nee, dat afwijzen is gebeurd nadat in de commissie algemene
en bestuurlijke zaken daarover was gesproken.
De heer WIJNEN: Dat is mogelijk. In ieder geval die meerdere malen die
hebben wij als raadslid één keer heeft mevrouw Vermeulen daarover telefo
nisch gebeld en één keer is dat ter sprake gekomen bij het aankopen en
toen hebben wij nadrukkelijk gezegd dat wij akkoord zouden gaan met de
aankoop in de richting van de realisering van de bestemming die er op lag.
Ik zou nogmaals willen ondersteunen hetgeen de heer Rennings wat betreft
die uitleg heeft gevraagd.
De heer VAN EIJKEREN: Ja, voorzitter, om met het laatste te beginnen. Ik
constateer dat de heer Wijnen reageert op datgene wat de heer Rennings
heeft gezegd. Hij heeft niet concreet een vraag in mijn richting gesteld.
Ik denk dat ik daar verder ook niet op hoef te reageren. Naar de heer
Rennings toe. Ik ga niet herhalen wat ik in eerste instantie heb gezegd.
Dat is kennelijk duidelijk geweest. Op het punt van de verklaring zeg
ik u graag toe dat wij als college het initiatief zullen nemen tot het
gesprek en de uitleg waarom u verzoekt.
De VOORZITTER: En aan het adres van de heer Huijpen had u bij interrumptie
al gezegd dat dat voldoende was.
Mag ik constateren dat uw raad zich er mee kan verenigen dat het bezwaar
schrift van de firma Jongmans en Zn. gegrond wordt verklaard, het bezwaar
schrift van mevrouw Vermeulen-Braat gedeeltelijk ongegrond en gedeelte
lijk niet ontvankelijk wordt verklaard en dat daarmee het bestemmingsplan
Labor wordt vastgesteld Akkoord Dank u wel.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor de koffiepauze.
Na opheffing van de schorsing stelt de VOORZITTER:
Mevrouw, heren, wij hebben een agenda die niet is samengesteld in de volg
orde van belangrijkheid, maar in de volgorde van het gereedkomen van de