-9-
jaren daarmee geconfronteerd worden en ik denk dat je dat om die reden
het niet naar het moment van nu moet halen en dat je dat voordeel ook moet
incasseren. Per slot van rekening is het natuurlijk ook zo dat de middelen
die daar op de bank bijgeschreven worden in de vorm van verkregen af-
schrijvingsgelden, dat die ook evengoed hier in dit huis kunnen blijven
liggen totdat de vervanging daar is en het is beslist niet zo dat je dan
op dat moment, wanneer de vervanging daar is, zegt van nou is men weer
aangewezen op een gift van een of andere instelling. Nee, misschien, maar
het kan natuurlijk ook zo zijn dat op dat moment de gemeente wel aan de
beurt is. Maar dan moet je dat voordeel nu dus niet laten lopen. Ja, in
feite is er dus vermogensvorming, in die zin, maar die vermogensvorming
kun je ook de komende jaren zelf incasseren en de rentevoordelen daarvan,
totdat het moment aangebroken is dat de vervangingsinvestering noodzake
lijk is. Ja, daarmee denk ik dat ik ook de vraag van mevrouw De Raad be
antwoord en ja, de heer Rennings heeft nog deze opmerking gemaakt. We zijn
niet consequent omdat we het bij de een wel doen en bij de ander niet.
Nou, ik denk dat we wel consequent zijn. Daar waar wij de investering zelf
hebben gefiatteerd, goedgekeurd en ook gefinancierd neem je de lasten
uiteraard op, maar daar waar dat niet is gebeurd en dat is bijvoorbeeld
bij deze stichting en straks ook nog bij een andere, daar zeg je laten
we nu dat voordeel inderdaad ook in huis houden en pas gaan investeren
en de lasten daarvan dragen op het moment dat het aan de orde is en dat
is wezenlijk wat anders, want nu heb je die beoordeling over de investe
ring niet gehad en bij andere instellingen, waarbij we de afschrijving
wel subsidiëren heb je dat wel gehad. Ik wou het daarbij laten, voorzitter.
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. Ik heb eigenlijk het gevoel dat de
eerste en tweede instantie volstrekt met elkaar overeen kwamen, dus ik
heb daarom ook het bange vermoeden dat het voorstel van het college weinig
kans maakt in deze raad. Zouden we niet het voorstel overnemen
De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, zo had ik eigenlijk willen besluiten. Als de
raad en ik begrijp dat de raad in meerderheid bij haar standpunt blijft.
De VOORZITTER: Daar wenst de Partij van de Arbeid in ieder geval nadruk
kelijk aantekening van dat ze tegen zijn Akkoord.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten, onder aantekening
dat de fraktie van de P.v.d.A. tegen dit voorstel is.
6. Voorstel tot het vaststellen van het bestemmingsplan "Labor"
De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, bij de aankoop van dit perceel
in december 1980 hebben wij ons uitgesproken voor het veilig stellen van
de bestemming, ik geloof dat er toen stond bijzondere of algemene doel
einden. In ieder geval doeleinden ten algemene nutte en tegen een snelle
verandering van het bestemmingsplan. Gezien de tot dan toe geldende be
stemming vonden wij het ten opzichte van de verkoop, vonden wij dat ten
opzichte van de verkoopster redelijk. Inmiddels zijn er ruim 5 jaar ver
streken en heeft de gemeente geprobeerd om het betreffende onroerend goed
in de bestemming aan te gaan wenden die er al een groot aantal jaren op
ligt. Nu blijkt dat uiteindelijk niet het geval te zijn. Het is niet ge
lukt en nu behoeft het naar onze mening toch wel verandering om de bestem
ming conform het voorstel te wijzigen, gezien ook het feit dat de gemeente
de financiële last in de voorbije jaren heeft gedragen, zowel de aankoop
som als de rentelast en die drukt dus op het betreffende perceel en die
vermindert de exploitatiemogelijkheden. Aan de andere kant is het zo dat
er een goede bestemming onthouden wordt als wij niet met het voorliggende