-28-
houdskosten. Ten aanzien van de groenvoorziening, zijn wij toch met het
probleem blijven zitten, mijnheer de voorzitter, want ik begrijp dat de
wethouder het vertrouwen heeft in de berekeningen en inschattingen van
gemeentewerken, maar nogmaals, een tuin van 800 en zoveel m2 onderhouden
voor minder dan 1.000,per jaar dat lijkt me wat overtrokken en ik
heb in eerste termijn ook duidelijk aangegeven, zoals de heer Rennings
dat in tweede termijn heeft gedaan, ik denk dat het irreëel is om het
bedrag dus te relateren aan het bedrag wat voor de Baarlebossche geldt.
Nogmaals, die oppervlakten zijn uitgestrekter, zijn gemakkelijk te onder
houden. Dus ik denk dat die link naar de Baarlebossche, dat die wat ir
reëel is. Ten aanzien van hetgeen wat de heer Wijnen gezegd heeft over
die meer verwarmingskosten. Ik heb dat net in tweede termijn proberen
duidelijk te maken, daar kunnen wij ons in vinden. Alsook in die onder
houdskosten. Wel zou ik van mijnheer Wijnen willen weten, of willen vra
gen welk bedrag dat mijnheer Wijnen toegeschreven heeft aan dat medege
bruik, want dat is toch wel een punt waar wij als fractie ons moeilijk
in kunnen vinden.
De heer DEN BRABER: Mijnheer de voorzitter, erg kort. Mijn fractie gaat
niet mee met de mogelijkheid om het leerlingenbedrag op te trekken. Wij
blijven bij ons voorstel op eerste termijn om te volstaan met het vast
stellen van het leerlingebedrag op basis van deze ramingen, die hier ge
maakt zijn, want niet alleen de wethouder, maar ook mijn fractie heeft
best vertrouwen in de berekeningen en schattingen die hier van ambstwege
voor gemaakt zijn en als de werkelijke kosten inderdaad uitstijgen boven
wat wij nou hier ramen, dan kunnen we dat straks bij de afrekening
rechttrekken en daar kan dan het bijzonder onderwijs van mee profiteren.
Ook is het terecht wat de wethouder zegt. De commissie Londo die heeft
zeer kortelings na 10 jaar studie zijn bevindingen aan de ministerraad
aangeboden en ik denk dat het goed is voor bijzondere scholen om eens
te wennen aan lagere bedragen, want uit het overleg van de commissie
Londo, waar dus het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs en het
ministerie geparticipeerd hebben en die allemaal overeenstemming bereikt
hebben, daaruit kun je inderdaad afleiden dat wij wat dat betreft erg
hoog in de molen hebben gezeten.
De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, daarstraks hebben de heren
Rennings zowel als Den Braber gezegd van nou het is een vervelende zaak
dat we nu pas iets vast moeten gaan stellen voor 1985. Dat betreft dan
de organisaties, hoeveel subsidie dat ze krijgen. Dus een eigen organisa
tie, bij zijn eigen plan hebben ze ingediend, op basis daarvan bepaald
de gemeente welk bedrag dat er gesubsidiëerd wordt. Aan de andere kant
bepalen wij vandaag hoeveel er beschikbaar komt voor de schoolbesturen,
hoeveel dat zij uit mogen geven en ik denk dat het dan meten met twee
maten is. Als je je aan de ene kant vreselijk druk maakt over de vertra
gingen die dan de een ondervindt en aan de andere kant zegt van laten
we het dan maar achteraf bekijken wat ze nog nodig hebben, want het ziet
er toch redelijk betrouwbaar uit. Ik denk dat je de verantwoordelijkheid
ten opzichte van beide partijen moet kennen en dan is er door de wethou
der onder andere gereageerd op de verdelingswij ze van de kosten zoals
die vorig jaar hier behandeld is. Dat klopt inderdaad. Wij hebben toen
gemerkt dat er toch enige aanpassing zou komen. Er is onder invloed van
de toenmalige opmerking bij het begrotingsonderzoek, is er 12,83 per
leerling genoemd als zijnde de verhoging. Toen hebben ook de schoolbestu
ren gereageerd, dat is toentertijd ook gezegd in de raad van, nou, u
hoeft zich niet zo druk te maken, daar kwam het eigenlijk op neer, want
ik stel vast dat wat dat betreft de andere reacties hebben gekregen uit
de onderwijswereld die ons anders stemden en als ik me het goed voor de